[25 september 1843
Missive van Michiels aan de G.-G. inzake ambtelijke verhoudingen]
* 25 september 1843
Missive van Michiels aan de Gouverneur-Generaal inzake ambtelijke verhoudingen. (Bescheiden 1900, blz. 11)
De zeven bijlagen betreffen missives van Assistent-Resident Van der Ven, dd. 9, 24 en 30 juni, 18 juli, en 15 september met twee bijlagen.
No. 2119.
Zeven bijlagen.
Padang, den 25sten September 1843.
Aan Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië te Batavia.
Bij missive van den 15den Julij jl. No. 1420, heb ik de eer gehad, Uwe Excellentie voorloopig rapport te doen, nopens de mindere geschiktheid van den Controleur der tweede klasse E. Douwes Dekker, vooral in de administratie.
Op de dien aangaande ontvangen klagten van den wd. Assistent-Resident van Aijer Bangies heb ik hem den 3den Julij ernstig aangeschreven, dat hij te Natal zoude vervangen worden, wanneer hij nog langer achterlijk bleef in het afleggen zijner geldelijke en materiële verantwoording, overeenkomstig de bestaande voorschriften.
Op den 18den Julij berigtte de wd. Assistent-Resident, dat mijne vermaning werd in den wind geslagen en de Natalsche administratie steeds verwarder wierd, te meer daar de Controleur zich uitgaven veroorloofde, waartoe hij niet bevoegd, en zijn debet reeds geklommen was tot de som van f1350.-
Ik vermeende nu, dat verdere toegevendheid slechts ten nadeele van de dienst zoude uitloopen, en dat dus onmiddelijk door middel van een geschikter ambtenaar in het beheer der Natalsche zaken behoorde te worden voorzien, waartoe zich toevallig de gelegenheid aanbood door het beschikbaar raken van den Controleur der derde klasse H. Diepenhorst, die in de afdeeling Rau door den Resident der Padangsche Bovenlanden voor overtollig werd gehouden.
Ik ontsloeg daarop den Controleur Douwes Dekker uit de hem aanvertrouwde betrekking, en stelde hem ter beschikking van den Resident der Padangsche Bovenlanden onder verpligting echter om na de overgifte van het bestuur de onder zijne administratie ontstane achterstand nog vóór zijn vertrek behoorlijk bijtewerken, daarbij bepalende dat hij middelerwijl slechts in het