[3 juli 1843
Antwoord van Van der Ven inzake transportloon]
* 3 juli 1843
Antwoord van Assistent-Resident Van der Ven aan Dekker, op diens schrijven nr. 144 van 26 juni. (Bescheiden 1910, blz. 122) Hij beslist dat de betaling van f 1 per etappe aan de conducteurs van gouvernements geld- en zout-transporten van Natal naar Mandheling gegrond is op de gouvernementsbesluiten van 5 oktober 1837 No. 2 en 2 januari 1839 No. 11, waarbij vastgesteld werd dat aan een panghoeloe voor het begeleiden van een transport 50 centen daags zouden worden toegelegd zo lang hij met het toezicht belast is;
dat aan de Assistent-Resident geen motieven bekend zijn om voor Natal hierop een uitzondering te maken;
dat het transport van gouvernements-goederen en -gelden een van de eerste verplichtingen van de inlandse bevolking is en dat ingeval het zout of geld gedurende het transport geheel of gedeeltelijk verloren gaat, het Inlands Hoofd binnen wiens ressort dit heeft plaats gevonden, aansprakelijk moet worden gesteld voor de door het land geleden schade; dat de Hoofden die verplichting niet op derden kunnen overdragen, nog minder daarvoor uitgaven in rekening mogen brengen;
dat het staken van de transporten zonder geldige redenen een zware verantwoordelijkheid laadt op hem die daartoe de last geeft;
dat wat het opmaken van de koeliebons aangaat, het wel geen betoog behoeft dat in den regel geen andere uitgaven in rekening kunnen worden gebracht, dan die werkelijk zijn gemaakt. (Tekst niet bekend.)