[10 maart 1843
Missive van Dekker aan Weddik inzake gewenst ontslag van een datoe]
* 10 maart 1843
Missive van Dekker aan Resident Weddik inzake gewenst ontslag van een datoe. (Bescheiden 1910, blz. 44)
No. 124.
Bijlagen geene
Natal, 10 Maart 1843
Resident Aijer Bangie.
Reeds meermalen heeft de Datoe Si njaropandjang door met zijne betrekking strijdige handelingen zich berispingen zoo van de Rappat als van mij zelven op den hals gehaald, en over het algemeen is die persoon bij zijne medehoofden en bij de bevolking in minachting.
Een onlangs alhier plaats gehad hebbend voorval, waarbij men met eenigen grond vermeent dat hij goederen, welke hem niet toebehoorden op eene slinksche wijze heeft achtergehouden en verborgen, gevoegd bij den algemeenen slechten dunk nopens zijne persoon, doen mij eerstdaags in den rappat een voorstel te gemoet zien om denzelven van zijn post te ontzetten.
Ook ik houd genoemden Datoe voor zijne betrekking ongeschikt; minder ter zake van het geen hem wordt aangewreven, - het welk trouwens strikt genomen niet bewezen is - als wel om de bovengemelde ongunstige opinie van het algemeen omtrent denzelven, dewelke hem alle invloed op zijn onderhoorigen heeft doen verliezen.
Naar aanleiding van een en ander neem ik de vrijheid Uwedg te verzoeken mij wel te willen inlichten nopens de vraag: of de natalsche Rappat tot het ontslaan en benoemen van Datoe's competent is.
De C 2e kl
D.