[6 maart 1843
Missive van Weddik inzake het zoutpakhuis]
* 6 maart 1843
Missive van Resident Weddik aan Dekker inzake toezicht over het zoutpakhuis. (Bescheiden 1910, blz. 73)
No. 273/61.
Aijer Bangies, den 6e Maart 1843.
Aan den Controleur der 2e klasse te Natal.
Met referte tot het voorkomende bij Uwe missive van den 28 februarij ll No. 107, heb ik de eer Uedg te kennen te geven dat ik mij bezwaard acht om van 's lands wege, eene bezoldiging aan den niasser Sie Bidjoe, in het Zoutverkooppakhuis werkzaam, te valideren.
Aan Uedg. is voor de bemoeijenis van het zoutdebiet en de daaraan verbonden kleine uitgaven toegestaan, 10 cents recognitie voor elke verkocht wordende picol hetwelk door elkander gerekend tot f20: - f30: - 's maands beloopt.
Afgescheiden hiervan zijn ter uwer beschikking gebleven 3 niasser pandelingen, waarvan welligt in deze partij kan worden getrokken terwijl het verder voorkomt, dat bij eenig overleg Uwe bezigheden het zeer wel toelaten dat ten deze het noodige toezigt gehouden, althans voor de rigtige behandeling der zaak worde gewaakt.
Naar aanleiding hiervan, moet ik u verzoeken, om de plaats gehad hebbende uitgaven overeenkomstig de nota's van aanmerkingen over December en Januarij ll weder bij kas intenemen en voortaan te dezer zake geene uitgaven voor 's lands rekening te doen.
De Resident
A.L. Weddik.