leven en niet leven, over de toekomst, zie, toen wenschte ik ook zoo jong gestorven te zijn. Ik ben nu niet verzekerd dat er bij mijn sterfbed zulke tranen zullen vloeijen als er gewoonlijk om een onschuldig wichtje geweend worden, en God weet wat er volgen zal na den dood, wanneer zoo vele overtredingen als het leven van den mensch gewoonlijk oplevert, ons zullen aangerekend worden. Die arme kleine had nog geene verantwoording, ten minste ik geloof zoo. Ik houd niet van de leer der erfzonde. Heden morgen vroeg zond ik een briefje aan Lippe waarin ik hem kennis gaf van Carolines toestand. Hij en zijne Mama zijn terstond gekomen, en Mevrouw Detering was de welwillendheid zelve. Ik zal mijn best doen om de verwijdering tusschen de familie zoo mogelijk bij te leggen. Ik hoop dat gij dit zult goedkeuren.
Misschien zult gij verwonderd wezen om den datum van dezen brief. Ik herinner mij zeer goed, onze afspraak dat ik tijding van u afwachten zoude vóór ik schreef, maar het is mij zulk een genoegen aan u te schrijven dat ik daarmede reeds heden een begin maak, al moet ik dan ook nog eene geheele week wachten voor ik van u iets hooren kan. Het is mij zoo ledig om mij heen en alles herinnert mij zoo dat gij weg zijt, dat ik nergens rust heb. Ik was het reeds zoo gewoon om uit te rekenen wanneer gij bij ons komen zoudt, wanneer ik u zien of spreken zoude, en nu is alles over. Gij weet dat wij 's namiddags altijd wandelen. Dit deed ik ook gister en heden, maar hoe geheel anders was het mij. Ik ontmoette u wel zelden, maar het was mij reeds een genoegen u ten minste te kunnen ontmoeten, nu echter mag ik niet eens meer denken dat gij het geweest zijt wanneer ik in de verte iets wits zag voorbijgaan, en toch verbeeldde ik mij dat somtijds. Hoe gaarne ik ook wensch dat gij mij liefhebt, hoop ik toch niet dat gij mij zoo mist als ik u, want dan zoudt ge u zeer onaangenaam gevoelen. Kortom ik ben een miserabel zwak schepsel, en weet niets beters dan spoedig boven te komen. Alles wat ik van u heb, wordt met zorgvuldigheid bewaard, zelfs die haarspeld van de roos, welke gij eens uit de comedie komende verloren hebt.
Ik hoop dat gij mij toch uitvoerig schrijven zult hoe gij de reis gemaakt heb, hoe gij de zaken boven gevonden hebt, wat gij doet en wat gij denkt. Dit laatste vooral. - Ik heb toen ik van