waarnaar deze geheele omtrek genoemd is. - Sedert 1808, toen men begonnen is de stad Batavia te verlaten en gedeeltelijk aftebreken, is bijna alles, wat wij thans zijn gepasseerd, zoo men Weltevreden uitzondert, geheel nieuws gebouwd en aangelegd. Door deze verhuizing meer naar het zuider gedeelte genieten de Europesche inwoners eene gezondheid, die thans het verblijf te Batavia, vroeger, en met regt, een moordkuil genoemd, in dit opzigt met elke stad in Nederland doet wedijveren.
Niet ver van de eerste Poststation reden wij over een slokkan of gegraven kanaal, dat zijn water ontvangt uit de rivieren Tjiliwong en Tjikias, op het Landgoed Kampong Baroe, en zich in zee uitstort, na veertig palen het land door geloopen te hebben. Voor meer dan vijftig jaren is dit kanaal reeds gegraven; het dient om een groote Landstreek, die anders dor en onvruchtbaar zoude gebleven zijn, vruchtbaar te maken, en levert tevens een bewijs op, van de zorg en onderneming-lust der Regering van dien tijd. Even voorbij de brug, die hier over deze slokkan geslagen is, werden wij zeer verkwikt, door een' frisschen zuidewind, die van het gebergte over eene groote vlakte stroomt. Meestal het geheele jaar door, van 's avonds acht of negen ure tot 's morgens negen of tien ure, doet zich dit koeltje gevoelen en schenkt aan deze groote vlakte tot aan Batavia toe, die aangename avonden, koele nachten, en verkwikkende morgenstonden, waar over zich hare inwoners zoo zeer verblijden.
Den geheelen weg over, ziet de reiziger het hooge gebergte voor zich, dat hij, naar mate hij het meer en meer begint te naderen, duidelijker onderscheidt. Vele bebouwde velden, groote troepen rundvee, maar van een veel kleiner ras dan het Hollandsche, en eenige Landhuizen, geven eene vrolijke afwisseling aan dezen togt.
Wij verhaalden den vriend, die ons vergezelde, hoe deze geheele streek, zoo verre zijne oogen zien konden, en bovendien nog eene zeer groote vlakte meer oostelijk en westelijk gelegen, in landen verdeeld zijn die aan bijzondere personen toebehooren. De eerste eigenaren waren meestal rijke lieden, die groote lustplaatsen van steen en hout op dezelve hebben aangelegd, waaronder eenigen wel met den naam van Paleizen konden worden bestempeld. In deze streek zijn hiervan slechts overgebleven,