Mimi, 2 februari 1876), ook het hekeldicht ‘Toen en Thans’, gedateerd 1840, en door Dekker compleet, met enige anekdotische commentaar, overgeschreven aan het eind van de brief van 24 februari - 6 mei 1851. Vermelding verdienen voorts de anekdotes over het aan Mispelblom Beijer teleengevraagde bedrag van tachtigduizend gulden, met de daarop gevolgde ruzie plus rijtoer en biljartpartij (J.B. Meerkerk: Eduard Douwes Dekker; Groningen 1900, blz. 26) en die over de spoedig mislukte gemeenschappelijke kas van Dekker en Godon (meegedeeld door Prof. J.H. Valckenier Kips in: Jhr. W.H.W. de Kock: Lebak en de Max Havelaar; den Haag 1926. Blz. XIV). Ernstiger is de toon van de vier dichtregels, ons overgeleverd in de brief van 30 november 1845; maar zij dagtekenen dan ook uit 1841, dus uit de tijd van en wellicht zelfs ná Dekkers omgang met Caroline Versteegh.
Volgens Mimi heeft Dekker na aankomst in Indië het eerst gewoond bij de heer Coorengel, secretaris van de Algemene Rekenkamer (Aantekening 7 december 1872); later zou hij in huis zijn geweest bij een familie Schuijlenburch, een oom en tante van Carolina Versteegh (Brieven I, blz. 48; Brieven WB I, blz. 28). De heer De Bruijn Prince schrijft, aldus een oudere mededeling van zichzelf verbeterend: ‘Dekker woonde te Weltevreden wel in het kommensalenhuis van de weduwe Sint Nicolaas, die hertrouwd was met de koster van de Rooms-Katholieke kerk W.E.C. Hansen, maar Caroline woonde niet in dat pension.’ (Bescheiden 1910, blz. 2, noot 2). Waar deze gegevens vandaan komen en in hoeverre ze betrouwbaar zijn, is niet meer na te gaan. Evenmin, wie de persoon was die enkele maanden na zijn huwelijk Dekker uitnodigde bij hem te komen inwonen ‘omdat hij aan zijne vrouw niet genoeg gezelschap had!’ (Brief van 5-8 november 1845).
Het belangrijkste, en in elk geval het persoonlijkste uit Dekkers verblijf te Batavia: zijn ernstige maar spoedig verijdelde liefde voor Caroline Versteegh, is bekend uit een fragmentarisch gepubliceerde briefwisseling, waarvan de originelen niet zijn teruggevonden. Caroline was, volgens De Bruijn Prince, op een jongedameskostschool te Weltevreden (Bescheiden 1910, blz. 2). De daarbij gevoegde mededeling dat ‘zij en Dekker zongen in