[28 juni 1838
Eduard draagt voor bij het Nut]
28 juni 1838
Eduard Douwes Dekker draagt bij het Nut een gedicht voor. De tekst van deze eigen bewerking naar Jean Paul is alleen bekend in een veel latere versie (oktober 1882). Reeds op 19 januari 1837 had Pieter Douwes Dekker dit gedicht voorgelezen.
Notulen van de Nuts-vergadering, Departement Waterland, gehouden op 28 juni 1838. Fragment. (Archief van de Mij. tot Nut van 't Algemeen, Amsterdam. Fotokopie M.M.)
Art. 9
Onderwerp der Verhandeling.
De Heer C. Brunjes deed eene Voorlezing, behelzende een onderzoek hoedanig wij, ter beäntwoording aan de bedoelingen der Maatschappij, onze werkzaamheden moeten trachten te veredelen, ten einde zelve meer veredeld te worden, en gesterkt in deze belangrijke poging.
De Heer D.W. Bosch Dz. las, voor den Heer P.D. Dekker, (die, om redenen, vroeger moest vertrekken) een fragment uit de belagchelijke jonker, een kluchtspel van Bernagie, Hoogleeraar aan de Doorl. Hoogeschool te Amsterdam, en aldaar in 1694 overleden, ten Bijdrage.
Bijdragen.
De Heer P.A. Pieterse las nog, van van Oosterwijk Bruijn, de nieuwe ontdekkingen in de maan.
De Heer K. Cleijndert deelde uit W. Levend en S. Burgerhardt van Mejj. Wolf en Deken, een paar brieven mede.
De Heer E.D. Dekker reciteerde, naar Jean Paul, de oudejaarsnacht eens ongelukkigen.
De Heer Johs. Hilman reciteerde van Spandaw, het zaligste levensuur, en van zichzelv' Martha.