1225.
Het wordt tyd terug te keren naar de zeer byzondere klasse van Joden die men te Amsterdam vergund heeft een stad te stichten in 'n stad, en wel bepaaldelyk naar 't oude vrouwtje met die vygen. Zeker neem ik 't háár niet kwalyk dat zy zich onthoudt van twistgeschryf tegen professor Oosterzee en andere steunpilaren van 't ware Geloof. In plaats daarvan levert zy ons aanleiding tot opmerkingen van geheel anderen aard, wel beneden de aandacht van sommige lezers misschien, doch de myne niet onwaard. Al zy 't dan dat m'n intelligentie niet ontwikkeld genoeg is om door te dringen tot de achterste schuilhoeken van zekere mysteriën - getuige die duit van zo-even - toch overvalt me soms 'n aanval van fierheid op m'n onwetendheid, tegenover de velen die zich hunner onwetendheid niet bewust zyn. Op dit ogenblik byv. zoek ik naar de zielegeschiedenis van die vrouw. Want... 'n ziel heeft ze. (16) En 'n geschiedenis ook. Zy is zuigeling geweest. Zy is kind, jonkvrouw, bruid, echtgenoot, moeder geworden. En nu is ze grootmoeder. Misschien wel meer dan dat. Niemand doorloopt een zo lange baan zonder tenminste iets op te vangen van de indrukken die hy ondergaat. Zy heeft velen gekend, sommigen gehaat, enigen liefgehad, meer misschien dan enigen of velen: één! En er waren er, die háár beminden. Wie, hoe, waarom? Wat gaat ons dit aan? 't Moet zo geweest zyn. Zy is moeder geworden, en werd dus eenmaal uitverkoren, al was 't dan ook maar met de uitverkorenheid van 'n enkel ogenblik. Velen van haar betrekkingen heeft zy overleefd, en dus by 't doodbed gestaan van bekenden, vrienden, verwanten, lievelingen. Ook met Staatkunde is zy in aanraking gekomen voorzover niemand geheel-en-al den invloed kan ontgaan, die deze uitoefent op iedereen. Toen, toen, en toen, heeft ze haar kraampje moeten terzy halen, of wel geheel sluiten en wegslepen misschien, omdat er 'n Prins zou voorbykomen, omdat er 'n