1211.
Ook Dieper hield er 'n wezen op na, dat tienmaal in de week 'n flemerig: ‘een man als U, m'nheer Dieper!’ by hem plaatsen kon, en... op straffe van ongenade, plaatsen moest. De majesteit waarmee de oude boekhouder in zyn huis om z'n sloffen riep, of 'n ketel saliemelk bestelde - zo byzonder goed tegen de ‘zinkings’ - was nauw verwant aan 't zelfde hondenkarakter dat hem zou hebben genoopt de pantoffels van ‘m'nheer’ te kussen, wanneer dit blyk van rechtgeaarde boekhouwery mocht gevorderd worden.
Uitdrukkelyk herhaal ik de betuiging dat we hier, in weerwil van dat alles, geenszins te doen hebben met ‘slechte mensen’ in gewonen zin. De lezer die diefstal, moord of doodslag verwacht, zal zich bedrogen vinden. Byna zou ik durven zeggen dat de figuren die ik in deze afdeling der Wouter-geschiedenis ten tonele voer, te laag stonden voor eigenlyke misdaad. Doch ook dit zou alweder niet correct uitgedrukt zyn. (13) Eigenlyk misdadig waren ze wél. Ze waren het slechts niet in den oneigenlyk-uitsluitend officiëlen zin dien men aan dit woord hecht. Laat me dan m'n bedoeling enigszins duidelyk maken door de betuiging dat al die personen zyn ten grave gegaan zonder ooit in compromitterende aanraking met Politie of Justitie geweest te zyn. Iets fraaiers mag ik er niet van zeggen.
- Een man als U, m'nheer, moest al lang buiten wezen, nietwaar, jongeheer?
- Ja, papa. 't Seizoen gaat voorby, papa!
- Dat is waar, Pompile. Maar... als mama niet reizen kan... wat zullen we 'r aan doen? Ik hoor van Gerrit dat mama weer heel erg is, byzonder erg, Pompile!
Dit had hy van ‘Gerrit’ vernomen. De onnozele lezer die nooit te logeren werd gevraagd aan 't hof van Spanje, en dus niet ingewyd kan zyn in de verheven etikette van zo'n Kopperlithse huishouding, is misschien verwonderd dat 'n man bericht van den gezondheidstoestand zyner vrouw ontvangt door bemidde-