verheugen, was zeer in z'n schik met het nieuwe woord dat-i daar zo onverwacht en gratis mocht leren kennen. By hém aan huis namelyk, noemde men zo'n ding 'n spoelkom.
- E...è...è...n, ik zou je raden dat je-n-in 't vervolg 'n cadetje meebracht, of zoiets.
Alweer wat nieuws voor 't jong Amsterdammertje! Hy begreep niet recht wat Wilkens bedoelde, en vrezend dat men z'n onkunde zou aanzien voor 'n begin van dienstweigering, antwoordde hy met zekere fermeteit:
- O zeker, m'nheer! Dat zal ik zeker doen!
Och, hy was zo gewillig! Als-i maar geweten had, wát er dan eigenlyk moest worden meegebracht in 't vervolg? Gelukkig dat-i uit het vreemde woord niet opmaakte dat de heer Wilkens de poorten van Gaza op 't kantoor wenste te zien, of den merinossen rok van juffrouw Pieterse! Ja, al ware die juffrouw Pieterse-zelf 't verlangd voorwerp geweest... de kleine Simson zou 't geleverd hebben, waarachtig! Want... men moet altyd z'n naastbyliggend plichtje vervullen, en Wouters plicht was nu, te doen wat 'm geboden werd door... iedereen. Er bleek evenwel dat Wilkens niet aan z'n moeder gedacht had, want - wetende dat Wouter gespeend was - liet hy op z'n onbegrepen vermaning de sententieuze commentaar volgen: dat 'n jongmens niet zeer lang zonder voedsel blyven kon. Dit gaf licht. En Wouters vermoeden werd tot zekerheid toen-i naast twee geledigde spoelkommen van 'n zeer aquatintig-bedropen voorkomen, enige broodkruimels ontwaarde, in gezelschap van 'n verlept stuk krant met botervlekken. Ook Dieper en Wilkens alzo, schenen zich 'n ogenblik geleden gedragen te hebben als jongelui die niet lang zonder eten kunnen, en ze hadden de welwillende voorzorg gebruikt hun kiökkenmödding achter te laten, om 'n jonger kantoorgeslacht te dienen tot baak. Dat vette stuk krant, welsprekender dan vóór de botering, fluisterde Wouter de gissing in dat de benaming van 't voorwerp dat hy in 't vervolg moest meebrengen - hoe drommel heette het ook? - wel eens de zeer aristocratische ambtstitel wezen kon, waarmee men ‘in de zaken’ 'n boterham aanspreekt. In 'n gelyksoortig vermoeden werd hy versterkt door z'n maag en door den geest van Strabbe. Hy begon namelyk honger te krygen, en voelde zich voorbe-