gon zelfs de heer in de zykamer in te zien, die alweer tikte, en wenkte: ‘schel nóg eens voor den drommel!’ met 'n uitdrukking alsof Wouter 't helpen kon dat er niemand kwam. Hy voelde heel duidelyk hoe de ware fatsoenlykheid voorschreef, vergeving te vragen dat men hem zolang wachten liet.
Intussen gluurde hy door de glasdeur, en wierp nieuwsgierige blikken in 't ‘magazyn’. Het was een van die lokalen welker afmetingen men gewoon is uit te drukken door de dichterlyke vergelyking met 'n pypela. Enigszins in afwyking van de bekende omschryving in de meetkunst, verheugde zich de hier bedoelde ruimte in de eigenschappen van lengte, breedte en... laagte. De breedte was met die van 't huis gelyk. De lengte werd aan de voorzy begrensd door de reeds bekende glasdeuren, die in haar poging om wat licht door te laten, werden bygestaan door 't schuins hoekje venster dat z'n hypothenuse gemeen had met den stoep, en bovendien door 'n ander raampje dat aan de vóórzy van die stoep aan de straat uitkwam. Het hokje dat door dit venstertje z'n licht ontving, heette ‘het kantoortje’ in tegenstelling van 't ‘kantoor’ dat we straks zullen te zien krygen. Wat overigens de ‘laagte’ van 't magazyn aangaat, deze benaming is zowel gegrond op de zeer geringe afmeting van den opstand, als op 't peil van den vloer. Een volwassen man kon met z'n opgeheven hand de zoldering bereiken, en de bodem lag 'n voet of drie beneden den beganen grond. Hy verhief zich niet verder boven de riolen die in de gracht uitliepen, dan juist voor de bewoners nodig was om niet te worden mee-weggespoeld met de vuiligheid. Wat de verlichting aangaat, men begrypt dat het weinige glaswerk aan de voorzy, niet ál 't werk alleen kon doen. Ongeveer op één derde van de lengte, hield het binnenkruipend licht op. Wie evenwel scherp van gezicht en rechtvaardig was, moest erkennen dat-i, heenborende door de duisternis van 't midden, vry duidelyk kon bemerken dat de bouwmeester gepoogd had ook aan den achterkant iets te laten binnendringen dat naar vermindering van duisternis geleek. Daar namelyk was door vriendelyke bemiddeling van 'n boven de zoldering van 't magazyn gelegen binnenplaatsje, iets te zien dat niet volstrekt
zwart kon genoemd worden. Hoe de venstersoort heette, die dit wonder teweegbracht, weet ik niet recht. Een lantaarn, of 'n koekkoek,