- Niks, juffrouw Pieterse, helemaal niks! Maar ik ben geschrokken, en kom je-n-om raad vragen. En... gaan Stoffel, en... Laurens, en... iedereen hier altyd zo vroeg naar bed? Kyk, hoe ik nog bibber. Zou je wel geloven dat ik niet naar m'n huis durf te gaan?
- Maar waaróm dan niet? Denk je dat ze je vermoorden zullen?
- Ja, juffrouw Pieterse, dát denk ik! De moordenaars van die ouwe Mevrouw en haar dienstmeid lopen nog altyd rond - gister by de ullemenatie hebben ze god weet hoeveel horlogies gerold! - en de politie... weet je wat de politie doet? Ze kykt of iemand 'n vloerkleed uitklopt na tienen 's morgens... dát doet de politie! Maar al die moordenaars laat ze lopen. Dat zeg ik!
- Maar wat weet je dan van die moordenaars? Geef ze-n-aan, als je ze kent! Dat 's je plicht, mens!
Wouter trok z'n vest aan, en deed 'n dasjen om.
- Wat ik er van weet? Ze belagen me-n-in m'n eigen huis! Is 't erg of niet? Ik ben vanmiddag uit geweest, om 't hardzeilen op den Amstel te zien. Maar er was niets te kyk, omdat er geen wind was. En 't was heel vol op den weg, en by den Amstel ook, tot Ouwerkerk toe. Al die koningen waren er, en die vreemde prinsen en prinsessen, weet je, en de mensen keken naar de koetsen, en ik ook. Niet dat ik om 'n koning geef, gut nee! Want hy is 'n wurm in Gods hand, net als jy en ik, en als de Heer hem niet steunt... och al 't aardse is maar gekheid. Stof en as... geloof dát maar! Maar ik keek naar de koetsen, weet je, en naar de paarden, en naar al 't volk... dat er naar keek. En ik dacht zo by mezelf, als ik vanavond thuis kom, zal ik m'n aardappelen opbakken, want... die had ik over van vanmiddag, en als ik aardappelen over heb, bak ik ze 's avonds altyd op, weet je. En er was groot gedrang by den Amstel, en 't speet ieder zo dat er geen wind was, want de mensen zyn dol op plezier, en slaan geen acht op wat des Heren is! Werelds waren die prinsen en prinsessen... kyk! Ja, dacht ik, 't wondert me volstrekt niet dat er zo erg gemoord wordt, en gestolen, want ze verzoeken God. En: de Heer zal jelui wel krygen, dacht ik, maar Hy wacht z'n uur af. Want, juffrouw Pieterse, dát doet-i altyd. Eén dame - 't mens had rode puisten in 't gezicht, en was nog ouder dan jy, juffrouw Pieterse! - wat denk je dat ze-n-op 't hoofd had? 'n Tulleband, mens! En ze zat in 'n koets met vier paarden. Is dat