by Wouters woning, en z'n moeder die juist in onderhandeling was met 'n groentejood over 'n paar kop stoof-appelen, verbeeldde zich 'n beroerte te krygen van ergernis.
- Met 'n pastoor! Stoffel, kom 'ns gauw beneden... de jongen loopt met 'n pastoor!
Tranen van smart schoten Wouter in de ogen. Hy vond pater Jansen 'n lieve goede man die zo'n bejegening niet verdiende. En dit was de zuivere waarheid.
De goedhartige lezer hoopt immers dat al die ruwheid den armen dove slechts bereikte aan den linkerkant?
Nu dit scheen wel zo. Want toen Wouter hem zei dat daar z'n woning was, en dat-i geroepen werd door z'n moeder, antwoordde de man heel goedig:
- Zó... woon je daar? Nu dan zal ik je-n-'n volgenden keer vertellen waarom ik zo doof ben aan m'n linkeroor... helemaal doof, weet je?
Goddank! dacht Wouter, en hy wiste z'n tranen af.
Het kwam hem voor dat z'n moeder 'n zware zonde begaan had en dat 'n vyftigtal confiteors...
Of hoe heetten ook de dingen, waarmee op 't ‘simmenarie’ 't krabbedieven van 'n bloempot gestraft wordt?
- Ah... ja, dit wou ik je nog even zeggen, kwam pater Jansen terugkerend hem verzekeren, die anjeliertjes van de oude juffrouw Dungelaar... 't was om de bloemen niet, en ook niet om den pot, zie je, maar alleen omdat ik zo'n lust in klimmen had. Anders... men moet nooit iets wegnemen wat 'n ander behoort, al staat het nog zo hoog. Dag, jongeheer!
En na 'n onverdiend-vriendelyken groet aan juffrouw Pieterse, ging de man zyns weegs.
Stoffel erkende dat het zeer verkeerd was met pastoors te lopen...
- 't Is of-i mal is, zei juffrouw Pieterse.
- Ja, moeder, stapelmal! Maar de oorzaak is eigenlyk dat-i geen werk heeft, en maar zowat rondslentert. Op zo'n manier komt er nooit iets van hem terecht.
Onze wysgeer had wel 'ns slechter gesproken, al zy het dan dat-i in dit byzonder geval niet geheel-en-al gelyk had. Wouter liep niet leeg. De zaak was maar dat-i niets tastbaars voortbracht. Stoffel begreep noch wist iets van de gisting die in hem woelde.