1089.
‘In een gevestigde handelszaak wordt gevraagd een jongeling (P.G.) van deftige familie. Vereisten zyn: eerlykheid, goed zedelyk gedrag, en niet beneden de vyftien jaren. By lust tot werken bestaat er vooruitzicht op salaris. Op 'n fatsoenlyke behandeling kan men staat maken. Reflecterenden worden verzocht zich met gefrankeerde en eigenhandig geschreven brieven onder 't motto: “Handel” aan te melden by den boek-, plaat- en kunsthandelaar E. Maaskamp, Nieuwendyk by den Dam te Amsterdam, waar te verkrygen is...’
Welk kunstprodukt er in die dagen by Maaskamp van de pers kwam, weet ik niet meer. Misschien iets van den aard der prenten die Wouter kleurde. Bejaarde lezers zullen zich de hier bedoelde firma herinneren, en de jongeren kunnen haar gebruiken als verklaring van zekere uitdrukking die burgerrecht verkreeg in 't whistpel. 't Was 'n bonte winkel. Dáár zyn de hollandsfranse modeplaten verschenen, waarnaar zich de ‘incroyables’ en ‘merveilleuses’ kleedden... niet precies om te voldoen aan de proclamatie der Amsterdamse Regering van 13 Juni 1795, die: ‘bevallige tooy’ voorschreef ‘bestuurd door nette eenvouwigheid’. (514)