Wie niet dom is, niet spoedig voldaan, géén lid van de grote Hanze der luie berusters, meent gewoonlyk dat-i alleen staat, en voelt zich - in den beginne althans! - gedrukt door de pynlyke beschroomdheid die zo verlammend werkt. De krachten zyner ziel gaan teloor aan inwendigen stryd. Hy is hamer en aambeeld tegelyk, en zelfs wat daartussen ligt. Z'n vermogens slypen zich af door onderlinge wryving, tot verstomping toe. Zelfs in z'n uiterlyk voorkomen mist hy het stellige, het bestemde, het stevige, dat 'n onverdiend voorrecht geeft aan de zekerweters. Het brutaal: ‘hier ben ik!’ van den plomperd qui ne doûte de rien (569, 570) klinkt in zyn mond als 'n ziekelyk vreesachtig: ‘Zou ik wel eigenlyk hier wezen?’ Of: ‘men neemt het my immers niet kwalyk dat ik misschien hier ben?’
Van de duizenden die in dezen toestand het leven intreden, blyven slechts zeer enkelen bestaan. De meesten gaan ónder in den stryd dien ze te voeren hebben, niet rechtstreeks nog met de menigte - zó ver komen ze niet! - maar met de weifeling in hun eigen gemoed. Te ontwikkeld, of te begerig naar ontwikkeling, om zich neer te leggen by erkende dwaling of onvoldoend gestaafde waarheid, te eerlyk om de afgoden van den dag te aanbidden zonder overtuiging, en te zwak toch om alleen te staan...
Hierin vergissen zy zich. Ze staan niet alleen, maar de een weet van den ander niet, omdat twyfelaars nooit 'n gemeente vormen. ...te schroomvallig om de vaan hunner overtuiging op te steken...
Helaas, dit kán immers niét! Skepticismus en Ontkenning hebben geen vaandel. Hoe zou de wapenkreet zyn van iemand wiens eigenaardigheid in afkeer van leuzen bestaat?
...te beschroomd dan om zelfs dien afkeer te erkennen, kunnen zy zich nergens aansluiten. Ze willen zich niet laten meesleuren met den stroom, zyn te zwak om dien te weerstaan, en worden vertreden onder de voetzolen der menigte die - omdat ze niet weet wat ze doet - wel volstrekt geen eer behaalt aan dien moord, maar toch te weinig schande! Om te beseffen wat haar hoeven hebben uitgericht...
Maar als ze dít kon, was immers álles anders!
Ach hoe vervelend zou 'n wereld vol wysheid zyn! Hoe eento-