Volledige werken. Deel 6. Ideeën, vierde bundel. Ideeën, vyfde bundel
(1952)– Multatuli– Auteursrecht onbekend1054a.Het aantonen van alle vergrypen tegen menskunde, die 't boek... doorwemelen - style Bilderdyk - zou me te ver leiden. Ik meen den lezer den weg te hebben gewezen tot analyse. Hyzelf zal nu wel in staat zyn de opmerking te maken, hoe zot het is dat de handelingen der personen gedurig afwyken van hun | |
[pagina 525]
| |
woorden. De als herkulisch dapper geschilderde Floris werpt, zodra 't op vechten aankomt, z'n degen weg. Amstel ‘de voornaamste dryver van 't verraad’ preekt als 'n catechiseermatres. Op 't laatste ogenblik nog, verzoekt hy God ‘die donders voert...’ ‘Voert.’ Zo staat er. Ik zeide reeds dat het byna onmogelyk is, 'n zinsnede aan te halen, die niet in allen opzichte tegen de waarheid zondigt, al zy 't dan maar tegen de grammatikale. ...hy bidt dien God ‘hem, den booswicht, te verpletten, en de braafheid te redden’. Is dat niet 'n booswicht van vreemde soort? Is dat niet 'n zonderlinge verrader? En Machteld! Ze doet niets. Ze redt geen vlieg... om den ‘knoop’ natuurlyk. Eindelyk, als de graaf - wel enigszins ook ten gevolge van haar sammelen, dunkt me - ‘aan handen en voeten geboeid’ in de gevangenis zit, komt ze hem een zeer eigenaardig voorstel doen. Ze raadt hem aan... wat denkt ge, lezer? Wél: weg te lopen. Eenvoudiger kan 't niet! De modus quo van haar voorstel houdt ze geheim, en Floris schynt bevreesd de verdenking van natuurlykheid op zich te laden, door er naar te vragen. Maar hy bedankt voor de uitnodiging, waarschynlyk om Melis Stoke niet tot 'n leugenaar te maken, en om Bilderdyk niet in den steek te laten met z'n treurspel. Ziehier hoe hy de weigering inkleedt: ‘Neen, geen onedel vliên, mijn redding hangt aan 't staal.’ Machteld zou 't recht hebben gehad deze woorden niet te begrypen in den mond van iemand die geen ‘staal’ had, en die 't wegwierp toen 't zou te pas gekomen zyn. Ook verzekert Floris dat-i niet wil wezen: ‘balling 's Lands’ waaruit alzo heel duidelijk z'n lust verklaard wordt om gevangene 's muiters te blyven. Het is duidelyk dat de auteur hier iets heeft willen schetsen dat naar zielegrootheid gelyken moet, waarin hy niet slagen kón, om de zeer eenvoudige reden dat-i van zoiets geen model vond in z'n gemoed. By gebrek aan beter zoekt-i dus - 'n zeer algemene fout! - z'n heul in 't ongewone, vreemde, zonderlinge, ongerymde. Elk burgerman, op 't punt staande vermoord te worden door gauwdieven, zou weglopen indien zich daartoe de gelegen- | |
[pagina 526]
| |
heid aanbood. Een ‘eedle Graaf’ blyft dus doodbedaard zitten wachten tot-i gekeeld wordt. Ook Machteld heeft het besef niet, hem de nogal voor de hand liggende opmerking te maken, dat z'n vyanden hem waarschynlyk 't verlangde ‘staal’ niet zullen komen brengen in z'n gevangenis, en dat hy alzo juist in verband met z'n zeer byzondere heldhaftigheid, moest wensen handen en voeten vry te krygen. Aan zulke burgerlui's-redeneringen bezondigt zich de dichter van 't hogere treurspel niet. Floris blyft weigeren. Hy vindt dit eervol, edel, enz. Maar my komt de zaak anders voor. Ik beweer dat hy zich zo koppig aanstelt om plezier te doen aan Aristoteles, Feith, Bilderdyk en den engelenbak. De kunstregels zyn niet in de wereld voor niemendal, que diable! Me dunkt, ik hoor hem zeggen... Komaan, lezer, 'n brok variant op 's treurspelpoëets ‘Floris’. | |
Floris. Machteld.Floris bladert aanvankelyk in een ‘Floris de Vyfde van Mr Willem Bilderdyk’ doch weldra opgewonden door kunstbesefs-overstelpingsstof, declameert hy buiten 't boekje. Ook Machteld, ofschoon den geest des teksts naar behoren blyvende eerbiedhuldigen, houdt zich niet zeer stipt aan de letter. Graaf Floris alzo spreekt, en wel met 'n Anstrich van vreselyke verontwaardiging en gemoedelykheid. Zodra hy overgaat in zeker door kunstkuisheidsbeoefeningsvertoon ingehouden geestvervoeringsstemming, zal ik den lezer daarvan bytyds kennis geven. Akt V... en scène II! Mevrouw, waar zyn je zinnen?
We kunnen dit bedryf niet met een vlucht beginnen!
Wie waarborgt my dat ik, by 't vallen der gordyn,
Hier op m'n treurspelpost bytyds terug zou zyn?
De regisseur is streng! Beboet... ik zou je danken!
Straks verft myn graaflyk bloed - kyk hier: ‘hy sterft’ - de planken.
En wat uzelf betreft, staak dat gelamenteer,
En val... in 't...
Hy bladert achtst toneel behoorlyk op my neer.
De ware treurspelplicht van Graaf en Edelvrouwe,
Leer Machteld, dit van my... welnu, het Stichwort?
| |
[pagina 527]
| |
Machteld
Ouwe?
Floris
Perfekt, Mevrouw! 't Is onbeleefd maar... 't rymt. Ziedaar
De roeping van een Treurtoneelgraaf-kunstenaar!
Wat leert hier onze Feith? Het is aan u... hoe verder?
Kom-aan, het eenheids-rymwoord... hé?
Machteld
Gelerder? Herder?
Wat dunkt u, eedle graaf?
Floris,
in z'n boeiens klappende
Het rymt weer, Opperbes!
Eén letter mist hier, vat je, om...
Machteld,
geleerd, en niet zonder jacht op emancipatie
Aristoteles?
Floris,
in historische houding
Wel neen, om 't rym. Van hier, Kreuzdonnerwetter...
terzyde tot Machteld
Lokale-kleurvloek... die zich kommert om een letter!
En nu, hoe staat het met je eenheid? Mollig? Schraal?
Machteld,
zich beblozende
Van plaats?
Floris,
notarieel
Ook die!
Machteld,
niet zonder herinnering aan Amstels vriendelykheid
Ik was terzyde 't trapportaal,
'k Ben in m'n eentje daar zo-even neergezegen.
Floris,
met verborgen menskunde
En de eenheid van je tyd?
Machteld,
op haar toekomst-horloge ziende
't Is circa hallef negen.
Floris,
inquisitoriaal en beminnelyk
In ééns!
Machteld,
kunstgeroerd
In ééns!
Floris,
met 'n lichten tint van wulpsheid
Dat 's wél. Uw treurspelvaardigheid
Verrukt de schim van Aristoteles en Feith,
Tot leer van Vorst en Volk. Maar nu je handelingen?
Zyn die wel énig?
| |
[pagina 528]
| |
Machteld,
onbezonnen maar fors
Allerénigst... mandelingen!
Floris,
kuis en verwonderd
Hé? Wat?
Machteld,
de ogen ten Hemel slaande
Het rymt!
Floris
Dat 's waar. Ga voort met je enigheid.
Machteld,
haar nagels tellende
'k Heb naast dat trapportaal... heel enig...
Floris,
indiskreet
Uitgeschreid?
Machteld,
in 't volle besef dat ze Hollands spreekt
O neen, doorluchte Vorst! Uw goedheid zal my hengen
Dat ik daar - énig, énig, by Jupyn! - heb zitten...
Floris,
snel en hartstochtelyk
Plengen?
Machteld,
met waardigheid
Je brandt je! Raad nog eens. Je bent er haast. Ui... ui...
Floris,
vorstenstammelyk
Zyn 't uilen?
Machteld,
met treurspellige vastberadenheid
Neen!
Floris,
toenemend stamvorstelyk
Is 't Uitert?
Machteld,
met de vorige doch zeer sterk aangroeiende, treurspellige vastberadenheid
Neen!
Floris,
in matige wanhoop verzwolgen
Ik geef den brui
Van 't raden. Zeg maar op!
Machteld,
alsof ze iets zeer gewoons zeide, doch overigens met 'n onbezwaard geweten
Met kuisheid neergezeten,
Heb ik daar... uitgeplengd.
Floris,
heldhaftig en kunstgevoelend
Nu, dat mag énig heten!
Zyn Feith en de andren met zó'n eenheid niet tevree,
Dan, dan... let op je Stichwort, Machteld!
Machteld
Herejé?
Floris,
met landsvaderlyke ingenomenheid
Alweer geraden... krek! Ga heen nu... neen, een woordje!
Zeg Velzen, dat-i straks me niet te ruw...
Machteld,
teder en scherpzinnig
Doorboort je?
| |
[pagina 529]
| |
Floris,
hoogstfatsoenlyk
O, eeuwigdierbre vrouw... vergun my dat ik zwym
Van wondring over uwe kuisheid en uw rym!
Hoe keurig weet je 'n woord, ten spyt van vitzuchtszotten,
In letterstaatskunststyl te lengen, te beknotten!
Des treurspelkunstgevoels elastisch hoekkanteel,
Zyt gy...
Hy zwygt enige ogenblikken, met de hooggrafelyke bedoeling Machteld tyd te geven tot botvier harer historisch-bescheidene verlegenheid. De voorzichtige Edelvrouw maakt hiervan een niet onmatig blozend gebruik, hetgeen door Floris met genoegen wordt opgemerkt, omdat hy anders bevreesd zou zyn haar te doen zwyken onder de vleiende nederigheidsaanranding die hy in petto hield:
...de ware gutta percha van 't toneel!Ga naar voetnoot*
Machteld,
als opduikende uit den afgrond van haar nogal moeilyk gemaakte zelfverkleining
O, schoon myn zedig, Graaf!
Floris,
inschikkelyk, doch zonder consequentie voor den vervolge
Heel wel, ik schoon ze. Luister.
De taak die onzer wacht, eist handlingseenheidsluister.
Je weet, we worden straks gestorven?
Machteld,
tragisch
Met plezier.
Floris,
niet onvoldaan, en zich de schone lessen herinnerende die Meester Pennewip in den huize Pieterse met zoveel vuur verkondigd heeft
't Is treurspel, weet je? 't Staat in Melis, en...
bladerende
...ook hier
In 't boekje des poëtenvorsts...
hy verkucht twee sylben
hm... hm... historisch.
| |
[pagina 530]
| |
Denk om je rym- en steekwoord, Machteld.
Machteld,
uit innig schokkende rym-overtuiging
Kwakzal... florisch!
Floris,
tevreden maar nog altyd enigszins bezorgd dat ze niet voldoende doordrongen is van 't echte toneelbesef
Heel wel! Ons klaver-lykblad zal wel schikken, maar
Wy, stamlui, vallen niet als boeren door elkaar!
Hier lig ik... en jy zó... de page dáár...
op zeer klassieken toon
...aeschylisch!
Dat 's eenheid met ons drieën, vat je?
Machteld,
kunstbeseffelyk
Perfek... tilisch.
Floris,
niet zonder aandoening
Opnieuw verrukkingsstof!
met enige aandoening
O, dierbre ga van Vels,
aangedaan
Ver...
zeer aangedaan
gun...
met byzonder veel aandoening
my...
alleraangedaanst
dat...
verruktelyk ylende, doch zonder koorts
ik...
Machteld,
met eigenaardig graaf-intomend gebaar
Kuisheid!
Floris,
historisch-maagdelyk terugtredende
Juist... u niet omhels.
Dat doet geen soenlyk Graaf. Hy moet zyn stam ontzienen,
Z'n stoel, z'n staf, z'n hairband...
Hy maakt 'n zeer deftige beweging.
Machteld,
met zeer ongemakkelyke berusting de schouders ophalende, en haar edelvrouwelyke teleurstelling verbergende voor ieder die dezen avond niet in de komedie is:
Zeker!
Floris,
treurspeltakelyk
Bovendienen,
Dat: zal-ik, zal-ik-niet-gekoos... en in 't publiek...
Vermakelyk is 't...
| |
[pagina 531]
| |
Machteld,
zonder 't minste blyk van dynastisch-hysterische extase, en zelfs op eenmaal publiekig deugdzaam
O ja!
Floris
Maar niet... paedagogiek.
Het mocht de Vorsten en de Volken eens bederven!
met vaderlyke toneelkennis, en professoraal
Ga heen nu! Denk er aan, mit Anstand straks te sterven.
Machteld vertrekt nygende en verdrietig. In haar gang openbaart zich zekere wrevel tegen fâcheuse Vorsten en Volken, die door Floris uit rugzicht voor 't aanwezig Publiek geschoond worden.
Floris,
alleen.
Hy nadert met wyde stappen den voorgrond, en wendt zich op onderwyzend-vermakenden toon, tot Volken en Vorsten.
Zó koestren hartbezield met kuisheidskunstzinsvuur,
Zich Graaf en Edelvrouw aan 't voorbeeld der...
...der... der... Feithse kunstverhandelingen, had de man waarschynlyk willen zeggen. Maar 't kon niet, om 't rym. Dat drommelse rym! Bovendien... Mr Willem Bilderdyk koesterde zich ‘met God’ aan nog heel iets anders! Myn treurspelproef is voor heden afgelopen. We keren nu tot het stuk van dien anderen Meester terug, waarin we kuisheid, taalfouten en laaghartigheid zullen te beschouwen hebben, alles van zeer eigenaardige hoedanigheid. Thesis: m'n parodie is te zachtmoedig! |
|