1025.
Men gelieve op te merken, waarom ik de aankondiging der ‘Feiten’ van Brata Yoeda 'n plaatsje geef in de beantwoording van den Leidsen brief. 't Is me om dat bepalend lidwoord by Natie te doen. Na dát boek heeft ze 't recht niet, te zeggen dat ze Havelaar niet kent!
En mocht men myn aanbeveling wat zwak vinden om haar algemeenheid, dan zeg ik dat het 'n leerboek is:
voor chefs en ondergeschikten by 't binnenlands bestuur op Java,
voor aanstaande ambtenaren, die op enige akademie indische Land- en Volkenkunde studeren, en 't administratieve of juridieke... Recht,
voor Leden der Tweede Kamer,
voor Ministers van Koloniën, en
voor den Koning... ja!
Van de zotte fictie die den eersten burger van den Staat - l'individu de distinction, qui peut avoir beaucoup d'influence - tot 'n pop maakt, wil ik niets weten. 't Stuk papier waarop dat geschreven staat, is 'n vod.
Voor hen allen noem ik Brata Yoeda's werk een onmisbaar leerboek. Wat speciaal-kennis van inlandse toestanden in den Javasen Oosthoek aangaat, zullen weinig Europeanen zich met den schryver kunnen meten, waardoor dan ook blykbaar de nyd werd opgewekt van de velen die ervoor betaald werden daarvan evenveel of meer te weten dan hy.
De heer Dubekart namelyk is 'n kostbare specialiteit. Al leerden de velen die nu in krant of Kamer meespreken, slechts dit van hem, dat het met hún specialiteit bitter slecht geschapen staat... reeds hierom alleen zou Brata Yoeda een nuttig werk hebben verricht. Maar 't is niet te voorzien dat men dit van hem zal willen leren. Ieder die zonder hakkelen kasi api zeggen kan - en wie kan dit na m'n Duizend-en-enige Hoofdstukken niet? - zal voortgaan met oreren, demonstreren, interpelleren, debatteren, parlementeren... Goed! Of liever, niet goed, maar hieraan is in onzen babbeltyd niets te doen.