motief af te doen, dat door den N. Rotterdammer met 'n laurierig ‘vooral’ getooid is:
‘Vooral hebben we aan Thorbecke te danken: groten vooruitgang in intellektuele ontwikkeling, door verspreiding van Onderwijs in verschillenden vorm.’
Welke betoogkracht er gelegen is in dien ‘verschillenden vorm’ begryp ik niet. Sommigen zyn juist van oordeel dat de Onderwyswet, zekere min gunstige éénvormigheid heeft veroorzaakt. Doch ik ga dit nu voorby. Misschien is 't weer 'n stoplap. Ook blyf ik niet stilstaan by die ‘verspreiding’ waarover ik reeds in den vorigen bundel een-en-ander gezegd heb. Hoofdzaak is hier de bewering dat de intellektuele ontwikkeling zou vooruitgegaan zyn, en juist deze stelling heeft bewys nodig. Ik ontken, en ben de enige niet. 't Spreekt vanzelf, dat niet elke voorwaartse beweging vooruitgang heten mag, zo min als elke ontvangst van 'n koopman winst is. We hebben den vooruitgang niet te toetsen aan volslagen stilstand, maar aan de normale beweging die alle hedendaagse maatschappyen kenmerkt. In dezen zin ontken ik de juistheid van de stelling. Wanneer ik nu beweer dat het peil der intelligentie - voorzover dit in verband staat met Onderwys - niet verhoogd is, en anderen beweren het tegendeel, zou daaruit een dorre opiniestryd voortvloeien die ik, in 't belang der zaak, op dit ogenblik vermyden wil. Ik hoop 'n dokument te kunnen overleggen, uitgaande van 'n college dat van Regeringswege met toezicht over 'n gedeelte van 't onderwys belast is. De lezer gunne my enigen tyd om me dat zeer verdienstelyk stuk aan te schaffen. Het is van een door Dr J. Bosscha gepresideerde kommissie.
Ere den mannen die zó de waarheid durven zeggen aan ons verleugend Volk! Als we hun eens verzochten, met de pen die tot dát stuk gebruikt is, 'n antwoord te schryven op zeker soort van troonredenen? Misschien zal 't niet nodig zyn, wanneer Dr Bosscha zelf minister wordt... wat ik de natie van harte toewens. Hém niet!