| |
| |
| |
Alphabetische lijst van verklaringen
De aanduidingen (I), (II) etc. verwijzen naar uitvoeriger omschrijvingen in een der voorgaande delen.
absolvo (Lat.): ik vergeef. |
Aegeus: koning van Athene, vader van Theseus. Hij wierp zich uit wanhoop in zee, toen hij het schip van zijn zoon met zwarte zeilen zag naderen: deze had hem beloofd witte zeilen te hijsen in geval van een zege op de Minotaurus in Kreta, maar was die belofte vergeten. |
agio (Ital.): percentage dat een bepaalde geldspecie meer waard is dan een andere. |
agrarische wet: wet van het Ministerie-De Waal, betreffende verkoop, uitgifte (in huur of erfpacht) en verhuur van grond op Java en Madoera door Indonesiërs aan niet-Indonesiërs (1870). |
Ajax: held uit Homeros' Ilias, en de dapperste uit het Griekse leger na Achilles. |
alcade (Sp.): Spaanse dorpsschout. |
Alcibiades: Grieks veldheer en staatsman (450-404 v.Chr.). (II) |
Alexander de Grote: koning van Macedonië (356-323 v.Chr.); veroverde Klein-Azië, Egypte, Perzië en drong door tot de Indus. In Persepolis stak hij de paleizen in brand, volgens het verhaal in dronkenschap en op aansporen van Thaïs, een Atheense. (III) |
à l'impossible nul n'est tenu (Fr.): het onmogelijke kan van niemand geëist worden. |
à l'instar de - (Fr.): in navolging van -. |
Allah Akbar (Arabisch): God (is) de grootste. |
alma mater (Lat. voedster-moeder): aanduiding van een universiteit. |
amont; aval (Fr.): eig. naar de berg; naar het dal; dus: stroomopwaarts; stroomafwaarts. |
Amorie, Abraham des - van der Hoeven: Remonstrants predikant te Utrecht (1821-1848); gevierd redenaar; jeugdvriend van Multatuli. |
| |
| |
andjing bĕlanda (Indon.): Hollandse honden. Bij de verovering van Jakatra in 1619 riepen de overwonnen Jakatranen: Itoe andjing belanda berkelahi sama tahi! d.i. Die honden van Hollanders vechten met drek! (Zie deel II, blz. 162 en 185). |
Andrieux, François -: Frans letterkundige (1759-1833). (III) |
à outrance (Fr.): tot het uiterste. |
archonten (Gr.): hoogste overheidspersonen in het oude Athene, na de afschaffing van het koningschap. |
Argonautentocht: scheepstocht met de ‘Argo’ van Griekse helden onder Jason, om het gouden vlies in Colchis te halen. |
Ariadne: dochter van koning Minos van Kreta; zij redde Theseus uit het labyrinth van de Minotauros, waarin hij door middel van een kluwen garen de weg vond. |
Arndt, Ernst Moritz -: Duits dichter (1769-1860). Schreef o.a. vaderlandslievende liederen, waarvan ‘Der Gott, der Eisen wachsen liess’ populair werd. |
asinus asinum fricat (Lat.): een ezel wrijft zich aan een ezel. |
atjar bamboe (Indon.): in azijn gelegde spruiten van bamboeriet, toespijs bij de rijstmaaltijd. |
à tout péché miséricorde (Fr.): iedere zonde kan vergeven worden. |
à tout prendre (Fr.): alles welbeschouwd. |
atrium (Lat.): vierkante ruimte, bestemd voor het huiselijk leven, in het midden van een Romeinse woning. |
Ausonius, Decimus Magnus -: Romeins dichter (± 310-393); schreef een gedicht over de Moezel, getiteld ‘Mosella’. |
autochthoon (Gr.): eig. uit de grond zelf geboren; vanouds inheems. |
|
Baälsdienst: het oorspronkelijke Kanaänietisch-Syrisch-Phoenicische afgodendom; afgeleid van Baäl (Semietisch): God. |
baar: afgeleid van baroe (Indon.) d.i. nieuw; nieuweling, iemand die als vreemdeling voor het eerst in Indonesië komt. |
babouche (Fr.): oosters muiltje. |
backwoods (Eng.): oorspronkelijke wouden en onverdeelde landerijen in het westen der Ver. Staten van Amerika. |
Badoei's: oud-Javaanse volksstam in het zuid-oosten van Bantam (afd. Lebak); van niet-Islamietisch geloof en eigenaardige hoge cultuur. |
| |
| |
Bartjens, Willem -: Nederlands schoolmeester (1569-1638), beroemd door zijn rekenboeken ‘Cijfferinge’ (2 dln, 1604) en ‘Vernieuwde Cijfferinge’ (2 dln, 1633). In de uitdrukking: ‘volgens (de rekening van) Bartje(n)s’ leeft zijn naam nog voort. |
Bayard: beroemd legeraanvoerder (1476-1524). (IV) |
Beeloo, Adrianus -: Nederlands letterkundige (1798-1878); bekend door zijn berijmd verhaal ‘'s-Gravenhage’ (1843) en zijn gedicht ‘Gods-oordeelen’ (1848). |
Beeloo, Leentje -: dienstbode van Mevrouw Van der Kouwen, slachtoffer van de opzienbarende moordzaak-Jut in Den Haag, December 1872. |
bĕkĕl (Indon.): Javaans dorpshoofd. |
Bellona: Romeinse oorlogsgodin, gehuwd met de oorlogsgod Mars. |
Belsazar: laatste koning der Chaldeeën (± 550 v.Chr.). (IV) |
berg-crétin: lijder aan kropgezwel en daardoor met beperkte geestvermogens behept, zoals in Zwitserse Alpenstreken aangetroffen werd. |
Berryer, Pierre Antoine -: Frans jurist (1790-1868). (III) |
Berserkers: de twaalf zoons van Berserker, een reusachtig sterke krijgsman uit de Skandinavische mythologie. |
bersobat (Indon.): met iemand bevriend worden. |
Beurs: de Amsterdamse Beurs, die Multatuli bedoelt, is het in de stijl van een Mercuriustempel opgetrokken gebouw van de architect J.P. Zocher, dat van 1845-1903 aan het Damrak stond. |
bitjara kosong (Indon.): beuzelpraat, zinloos gebabbel. |
Boileau, Nicolas Despréaux -: Frans classicistisch dichter en theoreticus (1636-1711). (IV) |
Bosch, Johannes Graaf van den -: Nederlands staatsman (1780-1844); voerde als gouverneur-generaal van Nederlands-Indië (1830-1834) het z.g. Cultuurstelsel in. (I) |
Bouillon, Godfried van -: aanvoerder der Lotharingse kruisvaarders in de eerste kruistocht (1096); verheerlijkt door Torquato Tasso en Walter Scott. |
Brahma: een der goden uit de Indische drieëenheid: Brahma, de schepper; Vishnoe, de onderhouder; Çiwa, de verdelger. |
| |
| |
Brakke Grond, De -: gebouw aan de Nes te Amsterdam; vroeger bureau van een courant, later vergaderzaal en veilinggebouw. |
Brielse feestviering: de feestelijke herdenking van het innemen van Den Briel door de Geuzen op 1 April 1572, leidde in 1872 tot felle discussies tussen Protestanten en Katholieken. |
Brummel, Beau -: eig. George Bryan (1778-1840); beroemde Engelse dandy; toonaangever van de herenmode onder koning George IV, en vriend van de latere prins-regent van Wales; hij voerde de lange herenbroek in, in plaats van de z.g. breeches. |
|
ça ira (Fr.): dat zal wel gaan, d.w.z. de aristocraten aan de lantaarn hangen. Spotlied uit de tijd van de Franse revolutie. |
Callet, Jean-François -: Frans wiskundige (1744-1798); voornaamste werk: Supplément à la trigonométrie sphérique et à la navigation de Bezout (1798). |
Cambacérès, Jean-Jacques, duc de -: Frans rechtsgeleerde (1753-1824); medewerker aan het Code Civil, het burgerlijk wetboek van het Napoleontisch keizerrijk. |
Cambronne, Pierre -: Frans veldheer (1770-1842); commandeerde bij Waterloo (1815) de oude garde. Twee gezegden worden hem toegeschreven; het ene luidt: La vieille garde meurt et ne se rend pas (De oude garde sterft en geeft zich niet over); het andere is het, volgens Multatuli ‘oncitable’ gezegde: Merde! (Drek!) (I) |
Camille: zuster van de Romeinse dichter Horatius (65-8 v.Chr.), beroemd door haar vloekzang tegen Rome. (I) |
Canova, Antonio -: Italiaans beeldhouwer (1757-1822), bekend om zijn beelden van Napoleon als Romeins veroveraar, en van Napoleons zuster Paulina Borghese. |
cant (Eng.): schijnheilig gefemel, dieventaal. |
Caracalla: Romeins keizer (211-217), even beroemd door zijn warme baden, de z.g. thermen, als berucht door zijn willekeur. |
Carbonari (Ital.): eig. houtskoolbranders; een geheime politieke vereniging in het koninkrijk der beide Siciliën omstreeks 1820, die de revolutionnaire bewegingen van 1848 en 1859 voorbereidde. |
| |
| |
cardo quaestionis (Lat.): lett. het hart van de kwestie; datgene waarom de zaak draait. |
Carmelietenwater: eig. Eau des Carmes (Fr.), kruiden op alcohol tegen maagpijn. |
Cartesius, of René Descartes: Frans wijsgeer en wiskundige (1596-1650). |
Caus, Salomon de -: Frans ingenieur en natuurkundige (± 1576-1626); bouwmeester van het slot te Heidelberg in dienst van Friedrich V, keurvorst van de Paltz. |
caustiek, causticiteit (Fr. caustique): satyrisch. |
cautère (Fr.): brandmiddel tegen wonden. |
Cavour, Camillo Benzo, Graaf van -: Italiaans staatsman (1810-1861); onder zijn leiding werd Victor Emanuel II van Sardinië koning van het verenigde Italië (1861). |
Cervantes: Don Miguel de Cervantes Saavedra, Spaans romanschrijver, novellist en dichter (1547-1616); zijn hoofdwerk is de roman ‘El Ingenioso Hidalgo Don Quixote de la Mancha’ (1605). |
cessante causa cessat effectus (Lat.): als de oorzaak ophoudt, blijft het gevolg uit. |
c'est mal étreindre que d'embrasser trop peu (Fr.): als men te weinig omvat (onderneemt), doet men zijn werk niet goed. Variant van Multatuli op een bekend Frans spreekwoord: Qui trop embrasse, mal étreint. |
ceteris paribus (Lat.): onder overigens gelijke omstandigheden. |
charmé que sous leur regne on croit à la justice: gevarieerd citaat uit: Andrieux: Le meunier de Sans-Souci: Le monarque à ce mot revint de son caprice, Charmé que sous son règne on crût à la justice. De vorst kwam bij dit woord van zijn gril terug, bekoord dat men onder zijn regering aan het recht geloofde. |
Chassepot, Antoine -: Frans wapenfabrikant (1833-1905); uitvinder van het naar hem genoemde Franse infanteriegeweer, dat in de oorlog van 1870 een grote rol speelde. |
Chimborazo: vulkaan in de Zuidamerikaanse republiek Ecuador. |
Chresos: een quasi-Griekse naam, door Multatuli in ‘Minnebrieven’ samengesteld, met de betekenis van: de plichtsgetrouwe. (II) |
cicerone (Ital.): gids. |
| |
| |
Çiwa: één der goden uit de Indische drieëenheid, en wel de vernietiger. |
claudiceren (Lat. claudicare): mankgaan, hinken. Omnis comparatio claudicat: iedere vergelijking gaat mank. |
clepsydrisch: als een wateruurwerk; buikige kan met lange hals, van onder als een zeef doorboord; hield men de smalle tuit gesloten, dan kon het water niet weglopen. |
Cobden, Richard -: Engels econoom (1804-1865). (IV) |
Code Napoléon (Code Civil): het Frans burgerlijk wetboek, in 1804 door Napoleon I in Frankrijk ingevoerd; later ook in andere landen gebruikt. |
codices (Lat. codex): de twaalf delen van de Codex Justinianus, het wetboek van keizer Justinianus (482-565). |
colloquium doctum (Lat.): mondeling onderzoek, in plaats van een universitair examen. |
comméreren (Fr.): buurpraatjes houden; afgeleid van commère: petemoei, babbelaarster. |
Commune: het revolutionnair-socialistische bewind, dat van 18 Maart tot 29 Mei 1871 te Parijs heerste. (III) |
Commynes, Philippe de -: diplomaat en historicus (1447-1511), eerst in dienst van Karel de Stoute, na 1472 van diens vijand Lodewijk XI. |
compérage (Fr.): peetschap; verstandhouding, knoeierij. |
Comte, Auguste -: Frans wijsgeer en socioloog (1798-1857); grondlegger van het z.g. positivisme, dat het gebied van het menselijk weten bepaalt tot wat met de zinnen kan worden waargenomen. |
concatenatie (Lat.): samenhang (van denkbeelden). |
concedo (Lat.): ik geef het toe. |
Condé: tak van het Huis Bourbon in Frankrijk. |
confluentes (Lat.): de samenvloeienden. |
Congreve, Richard -: Engels wijsgeer (1818-1899); als positivist volgeling van Auguste Comte; hoofdwerk ‘The Catechism of positive religion’ (1850). |
conniventie (Fr. connivence): verstandhouding. |
consilium abeundi (Lat.): de raad om zich te verwijderen, zoals vroeger aan de universiteiten werd gegeven aan studenten, die in gedrag of studie te kort schoten. |
| |
| |
Corpus Juris Civilis: het onder keizer Justinianus tot stand gekomen en in 534 rechtsgeldig geworden Burgerlijk Wetboek. |
corso (Ital.): eig. renplaats; naam van een straat in Rome en elders in Italië, vaak de voornaamste wandelweg. |
cotillon (Fr.): Franse figuurdans. |
coup de jarnac (Fr.): verraderlijke stoot. Bij een duel op 10 Juli 1547 bracht Jarnac zijn tegenstander La Châtaigneraie in een ongewone schermbeweging een dodelijke wond toe. |
cour des comptes (Fr.): Rekenkamer. |
crepida (Lat.): sandaal. Het spreekwoord luidt: ne sutor supra crepidam iudicet: laat een schoenmaker niet oordelen verder dan een sandaal, d.w.z. schoenmaker, blijf bij je leest. |
Cujas, Jean -: Frans jurist (1552-1590); stichter van de historische school in het Romeinse recht. |
cul-de-sac (Fr.): doodlopende steeg. |
cum sociis (Lat.): met zijn makkers, bondgenoten. |
curie (Lat. curia): pauselijk hof; alle pauselijke ambten en besturende lichamen te Rome. |
Cuvier, Georges -: Frans dierkundige (1769-1832); schepper van de vergelijkende anatomie als wetenschap: hij paste haar o.a. toe op de overblijfselen van voorwereldlijke dieren (Recherches sur les ossements fossils, 1812). |
Cuyp, Albert -: Nederlands schilder van portretten, dieren en landschappen (1620-1691). |
|
Debora: Joodse profetes (Richteren IV, V). |
decaveren (Fr.); iemand geld afhandig maken. |
déconfiture (Fr.): ondergang, bankroet. |
Defoe, Daniel -: Engels schrijver (1661-1731), auteur van ‘Robinson Crusoë’. (I) |
defrayering: het vrijhouden; kosteloos genot. |
Delfi-tempel: tempel in Delphi; oude Griekse stad op de zuidelijke helling van de Parnassus; zetel van het Delphisch orakel met de Apollopriesteres Pythia. |
deliberante senatu perit Saguntum (Lat.): terwijl de Senaat beraadslaagt, gaat Saguntum te gronde. Opmerking van de Romeinse senator Cato de Oude tijdens Hannibals belegering van Saguntum. |
| |
| |
de majoribus non curat praetor (Lat.): voor de belangrijke dingen zorgt de praetor (rechter) niet. Variant van Multatuli op: de minimis (kleinigheden) non curat praetor, een onjuiste aanhaling uit Terentius, Phorm. 2, 3:48: Praetor minora non curat. |
dĕmang (Indon.): districtshoofd van middelbare rang in West-Java. |
demologie (Gr.): volkenkunde. |
Demosthenes: Grieks redenaar (384-322 v.Chr.); verdedigde de Atheense vrijheid tegen Philippus van Macedonië (philippica). Volgens de overlevering nam hij kiezelsteentjes in de mond om meester te worden over zijn stem en sprak hij op het strand om zich aan het rumoer van een volksmenigte te gewennen. |
dĕsa (Indon.): dorp, platteland. |
déveine (Fr.): pech, ongeluk. |
de visu (Lat.): uit eigen aanschouwing. |
diabolus fit, non nascitur (Lat.): de duivel wordt gemaakt, niet geboren. |
dia ta' takoet toeanja (Indon.): hij is niet bang voor zijn heer. |
Dibbits, dr Hendrik Cornelis -: Nederlands scheikundige (1838-1903); leraar H.B.S. Zutfen en Amsterdam; hoogleraar in de anorganische chemie te Utrecht (1876-1902). Omstreeks 1870 werd zijn werk als leraar openlijk becritiseerd door het Amsterdamse gemeenteraadslid Keer. |
Diephuis, Gerhardus -: Nederlands rechtsgeleerde (1817-1892), hoogleraar te Groningen; zijn hoofdwerk is: Het Nederlandsch Burgerlijk Wetboek (13 dln, 1868-1891). |
difficile satyram non scribere (Lat.): het is moeilijk geen satire te schrijven [als ik de verdorvenheid om mij heen zie]. Uit: Juvenalis' Satirae I, 30. |
Disraeli, Benjamin -, Earl of Beaconsfield: Engels staatsman (1804-1881), van Joodse afkomst; leider der conservatieve Tories; voorstander van het imperialisme: onder zijn ministerschap werd Brits-Indië een keizerrijk. |
djaksa (Indon.): officier van justitie op Java. |
Dodona: heilige plaats in de Epirus (Griekenland) met bekend orakel van Zeus. |
dolychocephalen (Gr.): langschedeligen; mensen met een schedelvorm, waarvan de grootste schedelbreedte hoogstens 75% bedraagt van de schedellengte. |
| |
| |
Domitianus, Titus Flaccus -: Romeins keizer (51-96); berucht tiran, door het volk vermoord. |
Dordtse Synode: door de Staten-Generaal te Dordrecht samengeroepen nationale kerkvergadering (1618-1619), die de Remonstranten buiten de staatskerk plaatste. |
Doré, Gustave -: Frans tekenaar en schilder (1832-1883); illustrator en caricatuurtekenaar. |
douaire (Fr.): weduwgift. |
Douwes, Cornelis -: Nederlands zeevaartkundige (1712-1773); leraar in wis- en zeevaartkunde aan het Algemeen Zeemans-collegie te Amsterdam; verwierf internationale roem door zijn rekenmethode voor de zeevaart. |
Dreyse, Johann Nikolaus von -: Duits uitvinder van het achterlaadgeweer (1787-1867). |
duitenplaatjes: punt van langdurige discussie inzake het muntstelsel in Nederlands-Indië, door Multatuli beschouwd als opzettelijke afleidingsmanoeuvre; vandaar zijn woord: duitenplaterij. |
Dumas-père, Alexandre -: Frans toneel- en romanschrijver (1802-1870). (III) De aangehaalde regel: ‘Les Hollandais se nourissent de cornichons et de genièvre’ betekent: De Hollanders voeden zich met augurken en jenever. |
|
écrasant (Fr.): verpletterend. |
efemeer: slechts één dag durend, kortstondig. |
Elizabeth, de Heilige - van Thüringen: gemalin van de hertog van Thüringen (1207-1231); dochter van Andreas II, koning van Hongarije; volgelinge van de H. Franciscus en reeds in 1235 heilig verklaard. |
Elvira, Donna -: vrouwenfiguur uit Mozart's opera ‘Don Giovanni’ (1787). |
embarras du choix (Fr.): moeilijke keuze. |
émollients (Fr.): verzachtende middelen. |
emollit mores (Lat.): het verzacht de zeden. |
en créant autour de lui le vide le plus absolu (Fr.): terwijl hij om zich heen de meest absolute leegte schiep. |
Endor: stad in Kanaän, waar Saul zich door een tovenares de toekomst liet voorspellen. (I Samuel 28:7 e.v.) |
en raccourci (Fr.): in het verkort (schildertechnische term). |
| |
| |
Epaminondas: grootste staatsman en veldheer van Thebe (± 420-362 v.Chr.); versloeg Sparta en vestigde de hegemonie van Thebe. |
escroquerie (Fr.): oplichterij, zwendel. |
Esopisch: van Aesopus (± 550 v.Chr.), Grieks fabeldichter, vooral van dierfabels. |
Espartero, don Baldomero -: Spaans veldheer en staatsman (1792-1879); na de onderdrukking van de Carlistenopstand (1834-1839) benoemd tot minister-president; door de Progressieven verjaagd; in 1854 opnieuw minister-president; na een conflict met de minister van oorlog gepensionneerd. In afzondering levend, weigerde hij in 1868 de koningskroon van Spanje, die het volk hem aanbood. |
excedent (Lat.): wat boven een bepaalde waarde komt; overschot; batig saldo. |
expektoratie (Lat.): verwachting. |
ex plenitudine potestatis (Lat.): uit de volheid van (ons) gezag. |
expressis verbis (Lat.): nadrukkelijk; in ronde woorden. |
|
fabula docet (Lat.): de fabel leert; de moraal der geschiedenis is. |
Faedrisch: van Phaedrus, Romeins fabeldichter (eerste eeuw na Chr.), die Aesopus' fabels heeft bewerkt en daarmee de fabel in de Romeinse literatuur ingevoerd. |
faro: kaartspel. |
Fasti (Lat.): Romeinse kalender, waarop geluks- en ongeluksdagen stonden aangegeven; jaarlijks verslag van de voornaamste gebeurtenissen. |
Favre, Gabriel Claude Jules -: Frans rechtsgeleerde, staatsman en beroemd redenaar (1809-1880). (III) |
Fay-japon: een jurk met geblokt patroon (afgeleid van fay: een blok leisteen in een zeker aantal stukken verdeeld). |
felonie: middeleeuwse term voor trouwbreuk in het leenstelsel. |
Fenians: Iers-republikeins, geheim genootschap (1861), dat de Engelsen in Ierland terroriseerde. |
Feringa, dr Frederik -: Nederlands publicist (1840-1905). (III) |
filiatie (Lat. filius: zoon): afstamming. |
Florian, Jean-Pierre Claris de -: Frans fabeldichter, roman- en toneelschrijver (1755-1794). |
| |
| |
floué (Fr.): beetgenomen. |
formosam servus Akwasi ardebat Kwamminam (Lat.): de schone slaaf Akwasi was vurig verliefd op Kwammina. Variant op Virgilius, Ecloga II vs I. (II) |
fortiter... suaviter (Lat.): eig. fortiter in re, suaviter in modo, d.i. krachtig in de zaak zelf, zacht in de wijze van uitvoering. Uit: Wijsheid van Salomo VIII:1. |
framee (Lat. framea): Germaanse werpspies. |
frenoloog; frenologie: schedelkundige; schedelleer. |
Frits, De grote -: Frederik (II) de Grote, koning van Pruisen (1712-1786), wiens imperialistische politiek Oostenrijk tot talrijke concessies dwong. Tijdens zijn regering valt het proces van de molenaar Arnold, die buiten zijn schuld achterstallig was in de pacht, en vrijgesproken werd. |
Fuchs (Duits): studententerm voor: groen. |
Fulton, Robert -: Engels technicus (1765-1815), uitvinder van het stoomschip. |
Funke, George Lodewijk -: uitgever te Amsterdam (1836-1885). Sedert 1871 uitgever en vriend van Multatuli. (II) |
|
Galilei: Italiaans natuur- en sterrenkundige (1564-1642); in 1633 van ketterij beschuldigd, omdat hij de zon het onbeweeglijk centrum van het heelal achtte, waaromheen de aarde zich bewoog. Na de afzwering van zijn theorie, zou hij hebben uitgeroepen: ‘Eppur si muove’ (En toch beweegt zij). |
Gambetta, Léon Michel -: Frans staatsman (1838-1882); republikeins tegenstander van Napoleon III; na diens val leider van het Franse volk; in 1881 premier van de Franse republiek. |
gambiet: een schaakpartij waarin bij de opening pionnen opgeofferd worden om een gunstige aanval te verkrijgen. |
Guatimozin: laatste vorst der Azteken van Mexico; als opvolger van Monteczuma op bevel van de Spaanse veroveraar Cortez levend verbrand (1525). |
Gaulois, Le -: Frans conservatief dagblad, opgericht door Henri de Pène en Edmond Tarbé in 1867 en in 1929 gefuseerd met ‘Le Figaro’. |
Gelder, Jacob de -: Nederlands wiskundige (1765-1848); hoogleraar te Leiden. (III) |
| |
| |
Genoveva van Brabant: legendarische gemalin van paltsgraaf Siegfried, omstreeks 8ste eeuw; heldin van een 17de-eeuws volksboek, waarin zij de beproefde, maar tenslotte zegevierende huwelijkstrouw belichaamt. |
Gevers Deynoot, Jhr Mr Willem Theodore -: Nederlands politicus (1808-1879), koloniaal specialist. (III) |
Ghibellijnen: keizerlijke partij in Italië gedurende de Middeleeuwen, tegenstanders van de pauselijke partij, de Welfen. |
Girardin, Emile de -: Frans publicist (1806-1881). (III) |
glauberzout: zwavelzure natron, bekend purgeermiddel. |
Glimmerschiefer (Duits): glinsterende soort leisteen. |
gnoom: aard- of berggeest uit de Germaanse mythologie; door Multatuli in verband gebracht met het woord: gnosis. |
gnosis (Gr.): kennis, inzicht, speciaal in de betrekking tussen Opperwezen en Kosmos. |
gòlòk (Indon.): kapmes. |
Goudsmid, Joël Emanuel -: Nederlands rechtsgeleerde (1812-1882); hoogleraar Romeins recht te Leiden; de eerste Joodse hoogleraar in Nederland. |
Griekse uitdrukkingen:
ἀυαγϰη (anangkè): noodzakelijkheid. |
ἀυτόσ ἐφή (autos efè): hijzelf heeft het gezegd. |
᾽ελεημοσυνη (eleëmosunè): aalmoes. |
ϰατ᾽ έξοχην (kat' exochèn): bij uitstek. |
|
guinje: Engelse goudmunt (Eng. guinea), zo genoemd, omdat de eerste guinjes geslagen werden van goud uit Guinea. |
|
Haafner, Jacob Godfried -: ambtenaar van de O.I. Compagnie (1755-1809). (IV) |
hari sĕbà (Indon.): dag van de seba, samenkomst der hoge autoriteiten. In ‘Max Havelaar’ houdt Havelaar op een seba zijn toespraak tot de hoofden van Lebak. (I, 103-114) |
Harold: Saksisch vorst, koning van Engeland van 1035-1040. |
Hauser, Kaspar -: Duits vondeling (± 1812-1833), wiens geheimzinnige verschijning op zijn 16de jaar door de rechtsgeleerde Anselm von Feuerbach wereldkundig werd gemaakt en aanleiding werd tot een even romantische als tragische roem. |
Heemskerk Azn, Jan -: Nederlands staatsman (1818-1897). (III) |
| |
| |
Heidelberger (Catechismus): kort begrip van de Calvinistische godsdienst (1562). (III) |
Heil dir im Siegerkranz (Duits): beginwoorden van het vroegere Pruisische volkslied, in 1790 door Heinrich Harries gemaakt op de muziek van ‘God save the king’. |
Heiling, Hans -: berggeest, verliefd op een vrouw, hoofdpersoon uit een opera van Eduard Devrient en Heinrich Marschner (1833). (II) |
Heine, Heinrich -: Duits romantisch en scherp-ironisch dichter, essayist en journalist (1797-1856). (I) |
Helikon: bos- en bronrijke, in de Oudheid aan de Muzen gewijde berg op het Griekse eiland Boeotia. |
heloot (Gr.): Spartaanse lijfeigene; oorspronkelijke bevolking van Lakonië, door de Spartanen horig gemaakt. |
Henriade: Frans episch gedicht over de Franse Liga en Hendrik IV, door Voltaire (1694-1778) tijdens zijn gevangenschap in de Bastille te Parijs begonnen (1727) en gericht tegen de onverdraagzaamheid. |
Herbert: bisschop van Utrecht (1139-1150); in de strijd met Dirk VI van Holland trad hij hem in vol ornaat tegemoet om de ban over hem uit te spreken; Dirk VI trok terug en Utrecht werd ontzet (1145). |
Hercules of Heracles: Griekse mythologische held, bekend door zijn twaalf reuzenwerken, waaronder het reinigen van de Augiasstal. |
hermafrodiet (Gr.): tweeslachtig wezen. |
Hessen: Hessen-Kassel of Keur-Hessen was tot 1866 een afzonderlijk keurvorstendom. De keurvorst Frederik II verkocht van 1766-1784 aan de Engelsen 12.000 onderdanen voor 21 millioen taler, om oorlog te voeren tegen N.-Amerika in de vrijheidsoorlog. |
hippocras (Duits): kruidenwijn. |
Hippokrates: Grieks arts (± 460 - ± 377 v.Chr.); schrijver van het z.g. Corpus Hippocraticum, een verzameling geschriften over epidemische en acute ziekten en over chirurgie; maakte van de geneeskunde een zelfstandige wetenschap en was zo beroemd, dat hij reeds vóór 300 een mythische figuur was geworden. |
| |
| |
Hoëvell, ds Wolter Robert Baron van -: Nederlands theoloog, cultuurhistoricus, letterkundige en staatsman (1812-1879); schreef o.a. ‘Slaven en Vrijen onder de Nederlandsche wet’ (2 dln, 1854). (I) |
Hofer, Andreas -: Tirools herbergier en vrijheidsheld (1767-1810); in de strijd tegen de Franse en Beierse overheersing leider van het Tiroolse verzet (1796-1805); te Mantua gefusilleerd. |
homunkel (Lat. homunculus); mensje. |
Horatius: naam van drie Romeinse gebroeders, de Horatiërs, die in hun gevecht tegen de drie Curiatiërs aan Rome de zegepraal bezorgden over Alba Longa. Toen twee der Horatiërs gedood waren en de drie Curiatiërs gewond, won de laatste Horatius de strijd door zijn vijanden één voor één te doden. |
Horatius of Quintus Horatius Flaccus: Romeins dichter (65-8 v.Chr.). (I) |
Horeb (Hebr.): de dorre berg; benaming van de Sinaï, waar volgens het Oude Testament (Exodus XXXIV) de profeet Mozes de Tien Geboden ontving. Multatuli bezocht deze streek op zijn terugreis uit Java in 1857. |
Houten, mr Samuel van -: Nederlands liberaal staatsman (1837-1930); lid van de Tweede Kamer: Wet op de Kinderarbeid, 1874; minister van Binnenlandse Zaken: Kieswet, 1896, met de beperkende ‘kentekenen van geschiktheid en maatschappelijke welstand’. |
huius loci (Lat.): op deze plaats behorend. |
Huygens, Christiaan -: Nederlands wis- en natuurkundige (1629-1695); ontdekte de straalbreking van het licht en verbeterde het slingeruurwerk. (I) |
|
i.e. = id est (Lat.): dit is; dat wil zeggen. |
Ifigenia: in de Griekse mythologie de dochter van Agamemnon. Toen zij geofferd zou worden om Artemis gunstig te stemmen, stelde deze godin op het laatste ogenblik een hinde in haar plaats en voerde Ifigenia zelf naar Taurië als priesteres. |
Ignatjew, Nicolaas Paulowitsj -: Russisch generaal en diplomaat (1832-1908), gezant in China, later in Turkije; als imperialist intrigeerde hij veelvuldig ten bate van Rusland. |
| |
| |
ikan kakap (Indon.): Indonesische vissoort. |
il faut que jeunesse passe (Fr.): de jeugd moet haar tijd hebben. |
Inca: heerserskaste in Peru; stichtte ± 1000 na Chr. een socialistische staat van hoge cultuur, die in 1533 door de Spanjaarden totaal werd vernietigd. |
in dubiis abstine (Lat.): onthoud u in twijfelachtige gevallen. |
in extremis (Lat.): in het stervensuur, in de laatste ogenblikken. |
in hoc signo vinces (Lat.): in dit teken zult gij overwinnen. Toen keizer Constantijn de Grote tegen Maxentius optrok, verscheen een blinkend kruis aan de hemel met deze spreuk; hij plaatste een zilveren kruis in zijn purperkleurige banier, het Labarum, overwon en bekeerde zich tot het Christendom. |
in magnis voluisse (Lat.): in grote dingen gewild te hebben. De uitdrukking luidt: in magnis et voluisse sat est: in grote dingen is het al genoeg gewild te hebben. |
in spe (Lat.): in hope; toekomstig. |
ipso jure (Lat.): van rechtswege; door dit recht zelf. |
isabellig: volgens de overlevering trok Isabella, dochter van Philips II, gouvernante der Nederlanden (1566-1633) geen ander hemd aan, voordat haar gemaal Albertus van Oostenrijk in 1601-1604 de stad Oostende had ingenomen. |
Isis: Egyptische godin der natuurkracht, vrouw van Osiris, de zonnegod. |
|
Jack in office (Eng.): gewichtigdoend ambtenaartje. |
Jacobinisme: leer der Jacobijnen, politieke partij tijdens de Franse revolutie (1789-1794), eerst monarchistisch, later republikeins, onder leiding van Mirabeau en Robespierre. |
Jacquerie: boerenopstand in Frankrijk in 1358. (I) |
Jason: Griekse held, aanvoerder van de Argonautentocht naar Colchis om het ‘gouden vlies’ te halen. |
Jeruzalem Verlost: La Gerusalemme Liberata, Italiaans heldendicht (1581) over Godfried van Bouillon, geschreven door Torquato Tasso (1544-1595), vertaald door ds J.J.L. ten Kate (1819-1889). |
Jocrisse: naam van de domme, belachelijke knecht in Molière's blijspelen ‘Sganarelle’ (1660) en ‘Les Femmes savantes’ (1672). |
| |
| |
Johanna, Pausin -: legendarische pausin uit de 9de eeuw. |
Josse, Monsieur -: juwelier uit Molière's blijspel l'Amour médécin (1665), die onder de schijn van goede raad te geven zijn eigenbelang behartigt. |
Junius, Brieven van -: polemische artikelen van de Engelse regeringsambtenaar Sir Philip Francis (1740-1818) tegen de regering; gepubliceerd in de ‘Public Advertiser’ (1768-1772). |
Jupiter: hoofdgod van de Romeinen, die behalve met zijn vrouw Hera met talloze godinnen, nimfen en stervelingen minnekoosde. |
Jupiter-Ammon: hoofdgod der oude Egyptenaren, afgebeeld met ramshorens. |
jure et facto (Lat.): rechtens en feitelijk. |
jus primi occupantis (Lat.): recht van degene, die als eerste een zaak zonder eigenaar, veelal een landstreek, in bezit neemt. |
Jut, Hendrik Jacobus -: hoofdschuldige in de opzienbare moord te Den Haag in December 1872 gepleegd op Mevrouw Van der Kouwen en haar dienstbode. Zie: Henri A. Ett: Holland in rep en roer (Amsterdam 1951) blz. 36-93. |
|
kadraaier: scheepszoetelaar; zoetelaarsschuit. |
kain (Indon.): doek, geweven stof, kledingstuk. |
Kamacho: een der hoofdpersonen uit ‘Don Quichot op de bruiloft van Kamacho’, blijspel van Pieter Langendijk (1683-1756). (I) |
Kappelman: naam, door Multatuli gebruikt voor het type van de bekrompen burgerman. |
Karr, Jean Baptiste Alphonse -: Frans journalist en letterkundige (1808-1890); schrijver van satyrische, maandelijkse pamfletten ‘Les Guêpes’ (De Wespen). (IV) |
kasi api (Indon.): geef vuur. |
Katharina II: keizerin van Rusland (1729-1796). |
Kaunitz, Wenzel Anton Graaf von -: Oostenrijks diplomaat (1711-1794); sedert 1753 leider van de politiek van keizerin Maria Theresia tegen de Pruisische Coalitie van Frederik de Grote; als vertegenwoordiger van de Verlichting bekend door zijn idealen op het gebied van volksopvoeding en volkscultuur. |
| |
| |
ke-hilir (Indon.): stroomafwaarts. |
ke-oedik (Indon.): stroomopwaarts. |
Kepler, Johannes -: Duits sterrenkundige (1571-1630), wiens astrologisch getinte wereldbeschouwing afweek van de theologische dogma's van zijn tijd. |
kètjoepartijen (Indon. kètjoe): roofovervallen van gewapende benden. |
Knigge, A.F.F. von -: Duits schrijver (1752-1796), bekend door zijn werk ‘Über den Umgang mit Menschen’ (1788). |
Kock, Paul de -: Frans schrijver van liefdesromans (1794-1871). |
koffo: een weefsel, door de Indon. bevolking vervaardigd uit de vezel van Musa textilis. |
Kommewijne: rivier in Suriname. |
Königgrätz: stad in Bohemen, waar op 3 Juli 1866 het Pruisische leger het Oostenrijkse versloeg. (IV) |
kontubernaal (Lat.): kamergenoot. |
korjaal: boot van Bosnegers en Indianen in Suriname, meestal een uitgeholde boomstam. |
kornak (Port.-Fr.): olifantsoppasser. |
Körner, Theodor -: Duits vaderlandslievend dichter (1791-1813); sneuvelde in de oorlog tegen Napoleon I en werd symbool van het vaderlandse verzet; een aantal van zijn krijgsliederen werden gebundeld als ‘Leier und Schwert’. |
Korteweg, Diederik Johannes -: Nederlands wiskundige (1848-1941); hoogleraar in de wiskunde, mechanica en sterrenkunde te Amsterdam; redacteur van de werken en brieven van Christiaan Huygens. |
kosmogonie (Gr.): leer van het ontstaan der wereld. |
Krates: naam door Multatuli gevormd naar een Gr. werkwoord met de betekenis van: machtig zijn, heersen. Vgl. deel II, blz. 38. |
kretiniseren: stompzinnig maken. |
kretinisme: stompzinnigheid, eig. tengevolge van kropziekte. |
Kritik der reinen Vernunft (1781): hoofdwerk van de Duitse wijsgeer Immanuel Kant (1724-1804). (II) |
Krummacher, Friedrich Adolf -: Duits theoloog en religieus moralist (1767-1843); van zijn talrijke, voornamelijk religieuze geschriften zijn de ‘Parabeln’ (1805) het meest bekend. |
| |
| |
Kultuurstelsel: gedwongen verbouwing van producten voor de Europese markt door de inheemse bevolking, in 1830 door gouverneur-generaal Johannes Graaf van den Bosch met grote strengheid in Nederlands-Indië ingevoerd ter verbetering van de Nederlandse financiën. (I, II) |
|
Labarum: Romeinse krijgsbanier, die sedert keizer Constantijn de Grote het teken des kruises en de Griekse beginletters van Christus' naam voert. |
Lafontaine, August Heinrich Julius -: Duits theoloog en romanschrijver (1758-1831). (I) |
La Fontaine, Jean de -: Frans fabeldichter en toneelschrijver (1621-1695). De versregels uit de fabel ‘Les animaux malades de la peste’ luiden eigenlijk:
L'occasion, l'herbe tendre, et, je pense, |
Quelque diable aussi me poussant... |
De gelegenheid, het zachte gras, en, denk ik, ook de een of andere duivel die mij een duwtje gaf... |
|
La garde se rend et ne meurt pas (Fr.): De garde geeft zich over en sterft niet. Spottende variant van het gezegde van Cambronne. |
Lamartine, Alphonse Marie Louis de -: Frans dichter en staatsman (1790-1869). De versregels op blz. 28 zijn uit het gedicht Le Lac (Het Meer) uit de bundel ‘Prémières Méditations Poétiques’ (1820); het prozawerk ‘Voyage en Orient’ (1835) bevat de beschrijving van een reis naar Griekenland, Palestina, Syrië en Turkije. (II) |
Landes, Les -: moerassige landstreek in Z.W.-Frankrijk, op vele plaatsen slechts met stelten begaanbaar. |
Langrand-Dumonceau, André -: Belgisch avonturier (1826-1900). (III) |
Lannoy, Juliana Cornelia -: Nederlandse dichteres (1738-1782). (II) |
Laplace, Pierre Simon, Marquis de -: Frans wis- en sterrenkundige (1749-1827); op het gebied van hemelmechanica en waarschijnlijkheidsrekening een der grootste figuren van zijn tijd. |
laqueum juxta (Lat.): naast de strop. Aangezien een maagd niet mocht worden terechtgesteld, werd het meisje eerst door de beul ‘naast de strop’ verkracht. Tacitus' Annales V, 9 en VI, 4. |
| |
| |
La Rouchefoucauld, François, Duc de -: Frans moralist (1613-1680), schrijver van ‘Réflexions ou Sentences et Maximes Morales’ (1665), meer bekend als ‘Maximes’. Het geciteerde aphorisme (41) luidt vertaald: Wie zich te veel aan kleine dingen wijden, worden gewoonlijk onbekwaam tot grote; idem (218): De schijnheiligheid is een hulde van het kwade aan de deugd; idem (192): Wij doen nooit afstand van onze slechte eigenschappen, zij doen afstand van ons (Variant). |
Laurens, Sint -: Rooms-Katholiek diaken; als martelaar geroosterd onder keizer Valerianus te Rome (258). |
le chemin de l'enfer en est pavé (Fr.): eig. l'enfer est pavé de bonnes intentions: de hel is geplaveid met goede voornemens. |
le désir de se voir imprimé (Fr.): het verlangen zich in druk te zien. |
les extrêmes se touchent (Fr.): de uitersten raken elkaar. |
les hommes ne manquent jamais aux circonstances (Fr.): de nodige mensen ontbreken nooit in bepaalde omstandigheden. Als de historische kans er is, zal ook de grote man aanwezig zijn. |
les prêtres ne sont pas ce qu' un vain peuple pense (Fr.): eig. Nos prêtres ne sont point ce qu'un vain peuple pense: notre crédulité fait toute leur science. Uit: Voltaire: Oedipe IV, 1. Onze priesters zijn volstrekt niet wat een ijdel volk denkt: onze goedgelovigheid is hun hele wijsheid. |
l'homme est dans ses écarts un étrange problème (Fr.): de mens is in zijn afdwalingen een wonderlijk probleem. |
lichen: korstmos. |
Lion, Izaäk Jacob -: Nederlands journalist (1821-1873). (III) |
litigieus (Fr.): betwistbaar. |
Littré, Maximilien Paul Emile -: Frans schrijver van filosofische en taalkundige werken (1801-1881); aanhanger van het positivisme van August Comte; vooral bekend als samensteller van de ‘Dictionnaire de la langue française’ (4 dln, 1863-1872). |
Lobatto, Rehuel -: Nederlands wiskundige (1797-1866); hoogleraar te Delft. (II) |
loerah (Indon.): dorpshoofd. |
l'or n'est qu'une chimère (Fr.): eig. l'or est une chimère, d.i. het goud is een hersenschim. Uit de opera ‘Robert le Diable’ (1831) van G. Meyerbeer en E. Scribe. |
| |
| |
Louis XV: Frans koning (1710-1774), bijgenaamd ‘le Bien-Aimé’; het Parc-aux-Cerfs (Hertenpark) in Versailles was het rendez-vous van de koning en zijn meestal minderjarige minnaressen. |
Louvois, Michel, markies de -: Frans minister van Lodewijk XIV (1641-1691); deed in 1689 de Palts verwoesten. |
Lovelace: figuur uit de brievenroman ‘Clarissa, or the history of a young lady’ (1747-1748) van Samuel Richardson; type van de vrouwenverleider. (III) |
lusus a non ludendo (Lat.): een spel dat niets met spelen te maken heeft; variant op: lucus a non lucendo, d.i. het woord lucus (woud) komt van non lucere (geen licht doorlaten, duister zijn); een wetenschappelijk onhoudbare woordafleiding. |
|
Mahmoed-Ibn-Mourad: sultan van Turkije 1451-1481; veroverde Konstantinopel in 1453. |
Manasse: Israëlietische stam, waaruit Jozefs geslacht en het koningschap der Gideons voortgekomen zijn. |
Marathon: plaats aan de oostkust van Griekenland, waar in 490 v.Chr. de Perzen werden verslagen; Diomedon bracht dit nieuws in snelle loop naar Athene over (Marathon-loop). |
Maria Theresia: keizerin van Duitsland, koningin van Bohemen en Hongarije, aartshertogin van Oostenrijk (1717-1780), verloor Silezië in de oorlog tegen Pruisen onder Frederik de Grote (1745). De spreuk: Moriamur pro rege nostro Maria Theresia betekent: Laten wij sterven voor onze vorst Maria Theresia. |
Marryat, Captain Frederick: Engels zeeman en schrijver van zeeverhalen (1792-1848). In ‘Jacob Faithful or the adventures of a waterman’ (1834) wordt de door Multatuli op blz. 26 bedoelde zeeman beschreven. |
mars: een houten vlak over de uiteinden van de zalings der masten lopend en tot standplaats van de matrozen bij sommige werkzaamheden dienend. |
Maschaschabe: oorspronkelijke, Indiaanse naam van de N.-Amerikaanse rivier Mississipi, in Europa beroemd geworden door Chateaubriand's novelle ‘Atala, ou les amours de deux sauvages dans le désert’ (1801); met ‘de Germaanse Maschaschabe’ bedoelt Multatuli de Rijn. |
| |
| |
Matrikularbeiträge (Duits): financiële bijdrage van de bondsstaten van het Duitse Rijk aan de hoofdstaat Pruisen, ter bestrijding van gemeenschappelijke uitgaven (1871; afgeschaft in 1919). |
mazette (Fr.): eig. slecht paard, knol; figuurlijk: onbekwaam persoon, sukkel. |
mea culpa, mea maxima culpa (Lat.): ik heb schuld, ik heb de grootste schuld. Woorden in het Confiteor van het R.K. brevier. |
Melchizedek (Hebr. koning der gerechtigheid): priester-koning van Salem (Genesis XIV). |
meminisse juvabit (Lat.): forsan et haec olim meminisse juvabit (Virgilius: Aeneis I, 203): misschien zal eens de herinnering zelfs aan deze dingen een genot zijn. |
Metternich, Clemens, Vorst van -: eerste minister van Oostenrijk (1773-1859); voorzitter van het Wener Congres (1814-1815). |
Meyer, Jonas Daniel -: Nederlands rechtsgeleerde (1780-1834); mede-samensteller van de Grondwet van 1814. |
Mezzofanti, Guiseppe -: Italiaans geestelijke en beroemd talenkenner (1774-1849). (IV) |
Mill, John Stuart -: Engels wijsgeer en liberaal staathuishoudkundige (1806-1873); zijn hoofdwerk is ‘Principles of political economy’ (1848). (II) |
minta toeloeng (Indon.): ik vraag hulp. |
Mirabeau, Honoré Gabriel de Riqueti, Comte de -: Frans redenaar en staatsman (1749-1791). (III) |
Modjopahit: Hindoe-Javaans koninkrijk in Oost-Java (1294-1575), nabij de tegenwoordige stad Modjokerto. |
Molière: schuilnaam van Jean Baptiste Poquelin, Frans blijspeldichter (1622-1673). (II) |
Moltke, Helmuth, Graaf von -: Pruisisch veldmaarschalk (1800-1891); opperbevelhebber der Duitse legers in de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871; militair geschiedschrijver. |
Money, J.W.B. -: Engels econoom, schrijver van: ‘Java, or how to manage a colony’ (1851). (II) |
Montès, Lola -: Iers avonturierster (1824-1861); minnares van koning Ludwig I van Beieren, die haar tot gravin van Lansfeld verhief en afstand van de troon moest doen ten gevolge van de volksopstand in 1848; later actrice in Amerika en Australië; in 1849 publiceerde zij mémoires. |
| |
| |
Montesquieu, Charles de -: Frans wijsgeer en econoom (1689-1755). (II) |
Morfondaria, de Heilige -: door Multatuli samengestelde schertsnaam voor de ‘heilige van de speelbank’; afgeleid van het Fr. werkwoord: se morfondre: ongeduldig en vergeefs wachten; eig. verkleumen. |
mousse (Fr.): scheepsjongen. |
Murray, Charles -: Engels reiziger en schrijver, o.a. van reisgidsen (1806-1876). |
Mijer, mr Pieter -: Nederlands staatsman (1812-1881); minister van koloniën (1856-1858); gouverneur-generaal van Nederlands-Indië (1866-1872). (II) |
|
Nassau, Adolf van -: Rooms koning (1250-1298); sneuvelde bij Worms tegen Albert van Oostenrijk, die de keurvorsten tot koning hadden gekozen. |
navita de tauris, de ventis narrat arator (Lat.): de zeeman verhaalt van stieren, de landbouwer van stormen. Spottende variant op Propertius' Elegiae 2, 1, 43: Nauta de ventis, de tauris narrat arator: de zeeman verhaalt van stormen, de landbouwer van stieren. |
ndjaloek gĕni (Javaans): ik vraag vuur. |
nec non numerus omen (Lat.): ook het getal is een voorteken. Variant van: nomen est omen, d.i. de naam is een voorteken. |
ne quid detrimenti (Lat.): niets kwaads, geen schade. |
Nero: keizer van Rome (37-68); regeerde sedert 54 als tiran; liet in 55 zijn halfbroer Britannicus vergiftigen en in 59 zijn moeder doden; vervolgde na de brand van Rome de Christenen, hoewel hijzelf deze brand had gesticht; pleegde na afgezet te zijn, zelfmoord. |
nil mirari (Lat.): zich over niets verwonderen. |
non bis in idem (Lat.): niet tweemaal in één zaak; niemand kan voor hetzelfde feit een tweede maal beschuldigd worden. |
non omnibus licet adire Corinthum (Lat.): het is niet iedereen gegeven naar Corinthe te gaan, d.w.z. niet iedereen bereikt zijn ideaal. Variant van Horatius' Epistolae I, 17:36. |
non semper sapimus (Lat.): wij weten [het] niet altijd. |
non tali auxilio (Lat.): niet met die hulp. |
| |
| |
Opzoomer, Cornelis Willem -: Nederlandse wijsgeer (1821-1892); als hoogleraar te Utrecht, voorstander van de moderne theologie. |
Orelius van Araucanië: eig. Franciscus Orellana (gest. 1550), Spaans avonturier en ontdekkingsreiziger; metgezel van Pizarro in Peru. |
ôte-toi de là, que je m'y mette (Fr.): spreekwoord: Sta mij je plaats af (lett.: Ga daar vandaan, opdat ik er kan gaan zitten). |
ottave rime (Ital.): achtregelige coupletten, waarbij de regels 1, 3 en 5; 2, 4 en 6; 7 en 8 rijmen. |
Ovidius Naso, Publius -: Romeins dichter (43 v.Chr.-17 na Chr.), beroemd door zijn Metamorphoses en zijn Ars amandi. |
|
Padjadjaran: het laatste Hindoerijk in West-Java (1433-1527); op de plek van de hoofdplaats Pakoean werd later de stad Buitenzorg gesticht. |
Paixhan: eigenlijk: Henry Peacham, Engels opvoedkundige en essayist (1578 - ± 1643); schreef een handleiding voor welsprekendheid en een handboek over zedeleer. |
pagger (Indon.): schutting van planten, bamboe, matten enz. |
Pahud, Charles Ferdinand -: Nederlands staatsman (1803-1873). (I) |
Pakoe-Alam (Indon.): naam van een onafhankelijke prins met een afzonderlijk gebied in het sultanaat Jogjakarta. |
palawidja (Indon.): tweede gewassen. |
Paleis voor Volksvlijt: monumentaal tentoonstellingsgebouw te Amsterdam; onder auspiciën van de Amsterdamse medicus dr Samuel Sarphati (1813-1866) gebouwd door de architect Cornelis Outshoorn (1810-1875); ingewijd op 16 Augustus 1864 en door brand vernield op 18 April 1929. |
Palisse, à la -: une vérité de monsieur de La Palisse (Fr.), d.i. een waarheid als een koe. Multatuli spreekt ook van: een Palisse-waarheid. |
passez-moi la rhubarbe, je vous passerai le séné (Fr.): vergeef mij de rabarber, dan zal ik u de sennebladeren vergeven. Het gezegde komt voor in Molière's L'amour médécin 3, 1 en wordt gebruikt in verband met wederzijdse concessies. |
patere legem quam fecisti (Lat.): onderwerp u aan de wet die gijzelf gemaakt hebt. |
| |
| |
patjol (Indon.): houweelachtige spade. |
pedoeuvre: variant op: manoeuvre (handgreep); dus: voetbeweging, voetwerk. |
pékin (Fr.): beschilderde zijden stof, aanvankelijk in China, later in Frankrijk vervaardigd. |
peremptoir (Fr.): afdoend. |
periculum in mora (Lat.): in uitstel is gevaar. |
Pfeife (Duits): studententerm voor: een borrel. |
Pfiffikus (Duits): leperd, slimmerd. |
Phaëton: zoon van de zonnegod Helios. Hij mocht de zonnewagen één enkele dag rijden, kon de paarden niet houden en stortte ter aarde. |
Phalaris: tiran van Agrigentum (± 560 v.Chr.). Perillus maakte voor hem een koperen stier, waarin de slachtoffers van de tirannie levend verbrand werden; de eerste proef nam de tiran met de kunstenaar zelf. |
Pius IX (Ital. Pio Nono): Italiaans kerkvorst die van 1846-1878 paus was; hij verloor in 1860 een deel, in 1870 de rest van de Kerkelijke Staat; verkondigde in 1869-'70 op het Vaticaans Concilie het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid. |
Plutarchus: Grieks historicus (46-120); schrijver van biografieën, waarin telkens een Griekse en een Romeinse figuur tegenover elkaar gesteld worden. |
Poland, Theodorus -: Nederlands officier (1795-1857); een der meest populaire figuren in het Nederlands-Indische leger; als kolonel gepensionneerd; geromanticeerd in W.A. van Rees' Toontje Poland (1867). |
polinomisch: ongebruikelijk woord, gemaakt van polis (Gr.): staat, en nomos (Gr.): wet; dus: de staatswetten betreffende, staatsrechtelijke. |
Prescott, William Hickling -: Amerikaans geschiedschrijver (1796-1859), auteur van: History of the reign of Ferdinand and Isabella (1837) en History of the conquest of Peru (1847). |
preux (Fr.): heldhaftig; een held. |
pronunciamento (Sp.): militaire opstand. |
proteïne: een verbinding van koolstof, waterstof, stikstof en zuurstof; eiwitstof. |
prouesse (Fr.): heldendaad. |
| |
| |
prud'homme (Fr.): rechtschapen man. |
Pythagoras: Grieks wijsgeer en wiskundige (582-507 v.Chr.) (III) |
pythonisse (Gr.): profetes, priesteres van het orakel van Apollo te Delphi. |
|
q.a. (Lat.): quod attestor, d.i. hetgeen ik getuig. |
quandoque bonus dormitat Homerus (Lat.): zelfs de goede Homerus slaapt nu en dan. (Horatius' Ars Poetica, 359). Ook de knapste ziet nog wel eens een fout over 't hoofd. |
quia triumvirali supplicio adfici virginem inauditum habebatur (Lat.): daar het als iets ongehoords werd beschouwd dat een maagd ter dood werd gebracht. Uit: Tacitus' Annales V, 9 of VI, 4. |
quicquid delirant reges, plectuntur Achivi (Lat.): voor de dwaasheid der koningen boeten de Grieken (Horatius' Epistulae, 1, 2, 14). |
Quinet, Edgar -: Frans wijsgeer, historicus en schrijver (1803-1875). |
qui trop embrasse, mal étreint (Fr.): wie te veel tegelijk omvat, doet zijn werk niet goed. |
quo semel est imbuta recens servabit odorem testa diu (Lat.): een kruik behoudt lang de geur van datgene waarmee hij nieuw eenmaal gevuld was (Horatius' Epistolae I, 2:69); dus: Jong gewend, oud gedaan. |
quousque tandem? (Lat.): hoe lang nog? Eerste woorden van Cicero's eerste redevoering tegen Catilina, toen deze in de Senaat verscheen, nadat zijn complot tegen de Romeinse Republiek reeds ontdekt was. |
q.v. (Lat.): quod vide (zie dat; sla dat na) of quantum vis (zoveel gij wilt). |
|
Ramses: naam van een aantal koningen uit het oude Egypte. |
Radja (Indon.): vorst, koning, heer. |
Rafaël: Raffaello di Santi: Italiaans schilder en architect (1483-1520); een der voornaamste figuren uit de Renaissance. |
Raffles, Thomas Stamford -: Engels staatsman en historicus (1781-1826); luitenant-gouverneur van Java en Onderhorigheden (1811-1816), voerde als zodanig het Landrentestelsel in. |
râteau (Fr.): speelharkje van de croupier in een speelzaal. |
| |
| |
Reich mir die Hand, mein Leben, Komm in mein Schloss mit mir... Duet van Don Juan en Zerlina uit de opera ‘Don Giovanni’ (1787) van W.A. Mozart (1756-1791). |
res divinae (Lat.): de godgewijde, geheiligde dingen. |
rerum cognoscere causas (Lat.): felix qui potuit rerum cognoscere causas (Virgilius' Georgica, II, 489): gelukkig hij die in staat is de oorzaak der dingen te leren kennen. Multatuli schrijft deze versregel ten onrechte aan Horatius toe. |
res est solliciti plena timoris amor (Lat.): liefde is iets vol bezorgde angst. Uit: Ovidius' Heroïdes I, 1:12. |
retrovolutie: teruggaande beweging. |
réverbère (Fr.): straatlantaarn. |
Reybaud, Louis -: Frans econoom en letterkundige (1799-1879); schrijver van de sociaal-satyrische roman ‘Jérôme Paturot à la recherche d'une position sociale’ en het vervolg: ‘Jérôme Paturot à la recherche de la meilleure des républiques’. |
Reynolds, Sir Joshua -: Engels portretschilder (1723-1792). |
Rochefort: eig. Henri de Rochefort-Luçay: Frans politiek journalist (1830-1913); redacteur van het satirieke Parijse weekblad ‘La Lanterne’ en na 1880 van het populaire Parijse avondblad ‘L'Intransigeant’. |
Rochussen, Jan Jacob -: Nederlands staatsman (1797-1871); gouverneur-generaal van Nederlands-Indië (1845-1851). Het Cultuurstelsel werd onder zijn landvoogdij in gematigde vorm toegepast. (II) |
Rolet: procureur uit de 17de eeuw; bekend door zijn hebzucht en door de dichter Boileau vereeuwigd in de versregel ‘‘J'appelle un chat un chat et Rolet un fripon’. (Ik noem een kat een kat en Rolet een schavuit.) |
Roorda van Eysinga, Sikko Ernst Willem -: Nederlands ingenieur tot 1865 in dienst van het Indisch gouvernement (1825-1887); vriend van Multatuli. (I) |
roture (Fr.): burgerstand; de burgermensen. |
|
Sadduceeën: een niet aan de opstanding der doden gelovende Joodse secte in Jezus' tijd, tegenstanders van de Farizeeërs. (II) |
Saguntum: Griekse stad aan de oostkust van Spanje, in 219 v.Chr. door de Carthaagse veldheer Hannibal verwoest. |
| |
| |
Salisbury, Robert Cecil, Markies van -: Engels conservatief staatsman (1830-1903); herhaaldelijk minister en premier, onder wiens bewind de Ieren een schrikbewind ondergingen. |
salutaris hostia (Lat.): een voordelig, heilbrengend offerdier. |
Sardou, Victorien -: Frans toneelschrijver (1831-1908), wiens blijspel ‘Rabagas’ (1872) in Parijs een groot succes oogstte. |
savoir-faire (Fr.): weten hoe te doen; bedrevenheid. |
sbirre (Ital.): vroegere militaire politie in Italië. |
Schenkendorf, Max von -: Duits rechtsgeleerde en dichter van vrijheidsliederen (1783-1817). |
schibboleth of sjibboleth (Hebr.): herkenningswoord uit de Israëlietische geschiedenis (Richteren XII:5-6); fig. uiting of handeling, die een bepaalde eigenschap of hoedanigheid aan het licht brengt. |
Schulze, Delitzsche Hermann -: Duits politicus en sociaal hervormer (1808-1883); pionier op het gebied van de vakverenigingen; lid van de Rijksdag voor de Fortschrittspartij. |
Schwarz, Berthold -: Duits monnik en alchimist (14de eeuw), genoemd als uitvinder van het buskruit. |
seleniet: maanbewoner, van Grieks σεληνη (selènè): maan. |
sequinen (Ital.): gouden muntstuk, vroeger in verschillende Italiaanse staten en Klein-Azië geldig. |
sic transit [gloria mundi] (Lat.): zo vergaat 's werelds roem. Uit: De Navolging van Christus, door Thomas a Kempis (1380-1471). |
sic volo, sic scribas (Lat.): zo wil ik, zo zult gij schrijven. Variant van Juvenalis' Satyrae VI, 223. |
Silenus: metgezel van Dionysus, de Griekse god van de wijn, een wanstaltige, op een ezel rijdende grijsaard. |
Simoïs: rivier bij Troje, vermeld in Ovidius' Heroides I, 1:31-34: Atque aliquis posita monstrat fera proelia mensa
Pingit et exiguo Pergama tota mero: |
Hac ibat Simoïs, hac est Sigeïa tellus, |
Hic steterat Priami regia celsa senis: |
En als er een tafel is neergezet, geeft iemand een uitleg van de wilde gevechten, en schildert met een beetje wijn heel de burcht van Troje (Pergama): hier stroomde de Simoïs, hier is kaap Sigëum, hier stond het hooggebouwde paleis van de oude Priamus. |
|
| |
| |
Sire, cessez de vaincre, ou je cesse d'écrire! (Fr.): eig. Grand roi, cesse de vaincre, ou je cesse d'écrire. (Grote koning, houd op met zegevieren, of ik houd op met schrijven.) Uit: Boileau, Epître VIII. |
sit ut est, aut non sit (Lat.): het moet zijn zoals het is, of het zal niet zijn. |
Sloet van de Beele, mr Ludolf Anne Jan Wilt Baron -: Nederlands staatsman (1806-1890); gouverneur-generaal van Nederlands-Indië (1861-1866). (II) |
slothout: vierkante ijzeren scheepsbout, die door een steng gaat om deze op de langzalings staande te houden. |
smart (Eng.): slim, geslepen, leep. |
soerat (Indon.): brief. |
Solferino: dorp in de Italiaanse provincie Mantua, waar de Fransen in 1859 over de Oostenrijkers zegevierden. (IV) |
Spartakus: Romeins aanvoerder van de slavenopstand in Italië, die Rome bedreigde (73-71 v.Chr.). |
spécialité oblige (Fr.): specialiteit schept verplichtingen. Variant van het spreekwoord: Noblesse oblige, d.i. adeldom legt de verplichting op tot edele daden. |
Spinola, Ambrosio -: Italiaans veldheer (1569-1630), opperbevelhebber der Spaanse troepen in de Z. Nederlanden, tegenstander van Prins Maurits. |
Spinoza, Baruch de -: Nederlands wijsgeer van Portugees-Joodse afkomst (1632-1677). (II) |
staccato (Ital.): muziekterm voor: kort, stotend. |
Sterne, Laurence -: Engelshumoristischschrijver (1713-1768). (II) |
Stevin, Simon -: Vlaams wis- en werktuigkundige en bouwmeester (1548-1620); uitvinder van de zeilwagen, het parallelogram en de tiendelige breuken. |
Stieltjes, dr Thomas Joannes -: Nederlands militair en bouwkundige (1819-1878). (III) |
strychnine: giftig medicament, ook tegen ongedierte gebruikt. |
sudavit et alsit (Lat.): tweede deel van de versregel waaraan Multatuli zijn schuilnaam ontleende: Multa tulit fecitque puer, sudavit et alsit (Horatius' Epistolae II:3 vs 413): hij moet als knaap veel hebben ondervonden en gedaan, en veel hitte en kou geleden. (II) |
| |
| |
summum jus, summa iniuria (Lat.): het hoogste recht, het hoogste onrecht, d.w.z. het formeel volkomen juiste ‘recht’ kan moreel grof onrecht zijn. Dit gezegde wordt bij Cicero, De Officiis I: 10, 33 als algemeen bekend geciteerd. |
suum cuique (Lat.): ieder het zijne. |
Sybariet: eig. inwoner van de Italiaanse stad Sybaris, berucht om verwijfdheid en zingenot; fig. verwijfd, genotziek persoon. |
|
Tacitus, Publius Cornelius -: Romeins geschiedschrijver (56-118); hoofdwerken: ‘Historiae’ en ‘Annales’. |
Tankred: Siciliaans aanvoerder in de eerste kruistocht (1078-1112); vorst van Antiochië. |
Tantalus: mythologische koning uit de Griekse oudheid. (III) |
Tarquinius Superbus: legendarische, laatste koning van Rome. (III) |
tenkatische vertaling: de vertalingen van Dante, Tasso, Milton, La Fontaine, Goethe e.a. door de Nederlandse predikantdichter J.J.L. ten Kate (1819-1889). |
Thackeray, William Makepeace -: Engels romanschrijver, novellist en criticus (1811-'63), wiens roman ‘Vanity Vair’ (1847-'48) als sociale satyre van de Engelse samenleving een wereldroem genoot. |
the right man in the right place (Eng.): de juiste man op de juiste plaats. De spreuk is van de Engelse moralist Philip Dormer Stanhope, Earl of Chesterfield (1694-1773) en betreft een patiencespel, waarbij de spelers de juiste pinnen in een daarvoor bestemd bord met gaatjes moesten plaatsen. |
Themis: de Griekse godin van het recht. |
Theseus: Griekse held, zoon van Aegeus, koning van Athene; begaf zich onder de zeven jongelingen die jaarlijks naar Kreta werden gevoerd als offer voor de Minotaurus en doodde dit monster in het labyrinth met Ariadne's hulp. |
Thiers, Louis Adolphe -: Frans staatsman en historicus (1797-1877). (III) |
Tiro, Tullius -: slaaf en particulier secretaris van de Romeinse rechtsgeleerde staatsman Cicero (106-43 v.Chr.), wiens redevoeringen hij met behulp van een door hem bedacht systeem van stenografie schriftelijk opnam. |
tjokot seuneuh (Soend.): ik vraag vuur. |
| |
| |
toemboek-blok (Indon.): rijstblok, waarin de padi door stampen van de bolster ontdaan wordt. |
totum eripuit uterum (Lat.): hij heeft de gehele baarmoeder weggehaald. |
tous les goûts sont dans la nature (Fr.): alle smaken komen in de natuur voor. |
tout sera pour le mieux dans le meilleur des parlements possibles (Fr.): Variant van Voltaire's gezegde in ‘Candide’ (1759): Tout sera pour le mieux dans le meilleur des mondes possibles. Alles zal opperbest zijn in de beste van alle mogelijke werelden. |
trapper (Eng.): eig. vallenzetter; avonturiers in het verre westen van Noord-Amerika, die, onder de Indianen levend, jacht maken op wilde dieren, terwille van de huiden. |
tumulus (Lat.): grafheuvel. |
Tyrtaeus: Grieks elegisch dichter (7de eeuw v.Chr.). Volgens de overlevering een kreupele onderwijzer uit Athene, die de Spartanen in de Tweede Messenische oorlog door zijn krijgsliederen tot zulk een heldenmoed wist te bezielen, dat zij de overwinning behaalden. |
|
Uncle Tom's Cabin (De Negerhut van Oom Tom): strekkingsroman over de slavernij der negers (1852) van de Amerikaanse schrijfster Harriët Beecher-Stowe. (I) |
urbi et orbi (Lat.): aan de stad (Rome) en aan de wereld. Pauselijke zegeningsformule in de Paasweek. Dus: iets urbi et orbi verkondigen: iets wereldkundig maken. |
Ursula (Lat.: kleine berin): legendarische Britse koningsdochter; maakte met 11000 maagden een bedevaart naar Rome en werd op de terugtocht te Keulen door de Hunnen met al haar metgezellinnen gedood, omdat zij weigerde hun vorst te huwen. Later heilig verklaard. |
|
vade retro Satanas! (Lat.): Ga terug, Satan! Woorden van Jezus (Matth. IV, 10; Marc. VIII, 33). |
Vargas, Johan de -: Spaans edelman, de beruchte voorzitter van de Raad van Beroerten onder Alva. |
variis modis bene (male) fit (Lat.): op velerlei wijze is het mogelijk goed (slecht) te handelen. |
| |
| |
Veleda: profetes bij de Batavieren, die hen aanvuurde tegen de Romeinen. |
venaliteit (Fr.): omkoopbaarheid. |
Vésale, André - (Andreas Vesalius): Zuidnederlands anatoom (1514-1564); lijfarts van keizer Karel V; een der grondleggers van de moderne anatomie. |
Veuve Cliquot: Frans champagnemerk. |
Victor Emmanuel II: koning van Italië (1820-1878); aanvankelijk koning van Sardinië; sedert 1861 koning van het Verenigd Italië. Onder zijn bewind werd de Kerkelijke Staat ingelijfd. |
Vinoy, Joseph -: Frans generaal (1800-1880); onderscheidde zich als aanvoerder van het Parijse leger tijdens het beleg van Parijs in de Frans-Duitse oorlog (1870-1871). |
Virchow, Rudolf -: Duits pathologisch anatoom, anthropoloog en politicus (1821-1902). Als stichter en leider der Fortschrittspartij was hij een fel tegenstander van Bismarck. |
viribus unitis (Lat.): met vereende krachten. |
Vishnoe: één der goden uit de Indische drieëenheid, en wel de onderhouder. |
vivant sequentes (Lat.): leve de volgenden. |
Vletter, Jacob de -: aanvankelijk onderwijzer, daarna directeur van een filantropische inrichting te Rotterdam; nadat hij ongevraagd ontslag had gekregen, werd De Vletter handelaar, zaakwaarnemer en redacteur van het Rotterdams Weekblad. In conflict geraakt met de politie wegens zwemmen in openbaar water, werd hij vrijgesproken. Zijn gezag als volksleider nam toe. Bij relletjes tegen politionele willekeur, in October-November 1868, werd De Vletter gearresteerd, in Juli 1869 volgde zijn veroordeling tot tien jaar tuchthuisstraf; wegens ziekte werd hij na enige jaren onstlagen, maar hij stierf kort daarna. |
Vloekzang van Sentot of De laatste dag der Hollanders op Java: gedicht van ir S.E.W. Roorda van Eysinga (1825-1887). Zie deel I, blz. 310-314. |
Vries, De - en Te Winkel: Matthias de Vries (1820-1892) en Lammerd-Allard te Winkel (1809-1868), Nederlandse taalkundigen en samenstellers van het ‘Woordenboek der Nederlandse taal’. (III) |
| |
| |
Waal, Engelbertus de -: Nederlands liberaal staatsman (1821-1905). (I) |
wakil (Indon.): gevolmachtigd plaatsvervanger. |
Wallenstein, Albrecht von -: Duits legeraanvoerder (1583-1634); vermoord om zijn streven naar onafhankelijkheid. (IV) |
Wandsbecker Bote, Der -: Duits staatkundig tijdschrift (1771-1775) onder redactie van de populaire volksdichter Matthias Asmus Claudius (1740-1815). |
Wat baet het of gy draeft en zwoegt en u verhit? Fortuin liefst hem bezoekt, die wacht en stille zit: Motto op het titelblad van: De Roos van Dekama (1836), roman van mr Jacob van Lennep (1802-1868), en aldaar aangegeven als ontleend aan de zeventiende-eeuwse dichter Theodoor Rodenburg. |
Watt, James -: Engels uitvinder van de stoommachine (1736-1819). |
wedono (Indon.): Indonesisch districtshoofd. |
Welfen: Duits vorstengeslacht uit de Middeleeuwen, dat in Italië vóór de Paus en tegen de keizer streed. |
wen: kropgezwel aan de hals. |
Wilberforce, William -: Engels filantroop en ijveraar voor de afschaffing der slavernij (1759-1833). |
Wilhelmshöhe: lustslot bij Kassel met beroemde waterwerken; verblijfplaats van keizer Napoleon III na zijn gevangenneming door de Pruisen in 1870. |
Willem de Veroveraar: hertog van Normandië (1027-1087); na zijn overwinning bij Hastings koning van Engeland (1066). |
Wijck, Jhr Carel van der -: Nederlands genie-officier (1797-1852); nam deel aan de slagen bij Quatrebras en Waterloo en als Indisch genie-officier aan de expedities op Celebes en Borneo en aan de Java-oorlog (1825-1830); ontving onder het bewind van g.-g. Van den Bosch als chef der genie opdracht een aantal vestingwerken aan te leggen, o.a. te Ambarawa, Batavia en Soerabaja. |
|
Yankee Doodle: Amerikaans volkslied, gedicht en gecomponeerd door de Engelse militaire arts Shomburg op de veldtocht van 1775. |
|
|