908.
De Natuur zegt ons dat vyftig bomen vermeerderd met vyftig bomen, honderd bomen uitmaken. Dit is niet bepaald, niet voorgeschreven, door 'n Schepper of Wetgever, niet willekeurig vastgesteld door wien of wat ook... het is noodzakelyk, het is wáár: het is! En, nog anders uitgedrukt, het is de wil van den Jehovah dien ik noemde in 900 en 901.
Wie vyftig bomen in z'n hof heeft, en dat getal wenst vermeerderd te zien tot honderd, zal op geen andere wyze z'n doel bereiken, dan door 't byplanten van vyftig andere bomen. Geen God, geen heilige, geen profeet, geen theoloog, kan bewerken dat zyn opdat bereikt wordt zonder gehoorzaamheid aan het omdat van de Natuur, die niet toelaat dat vyftig en nogeens vyftig, meer of minder zouden zyn dan honderd. Een God die ánders wilde, moest ontheven worden van de Regering over 't Heelal, een onttroning waarmee zich in dat geval de logische noodzakelykheid terstond zeer handig belasten zou.
Wie nu zo'n God bidt om ditmaal, bywyze van byzondere gunst tevreden te zyn met negen-en-veertig bomen, met achten-veertig, met al wat men wil behalve de noodlottige vyftig, zou hem - by 't minste besef van integriteit aan zyn kant - boos maken. Er staat geschreven - in den bybel zowel als in de hersens van ieder denker - gy zult den Here uw God niet verzoeken, m.a.w. ge moogt hem geen malle dingen voorstellen.
Deze verzoeking nu is niet zozeer af te keuren omdat er kans bestaat dat die God in onze zotterny zal toegeven - hy kán niet! - als wel misdadig jegens onszelf. Al verleiden wy God niet tot onmogelyk plichtverzuim, we begaan moord aan ons gezond verstand door de veronderstelling dat dit verleiden mogelyk wezen zou. Men meent hier misschien dat ik myn voorbeeld te laag koos. ‘Wie zou zo krankzinnig zyn, vraagt men? Dat verbod tegen het “verzoeken van den Heer” doelt op wonderen... op 't verlangen van iets ongerymds...’
Al wat niet naar den aard der dingen geschieden moet zonder de minste tussenkomst van een God, is juist even ongerymd als dat twee maal twee iets anders dan vier zoude uitmaken. Wat wy wensen, komt óf overeen met de wetten der Natuur, óf 't komt daarmee niet overeen. In 't eerste geval is God overbodig. In 't tweede onbevoegd. In beide gevallen machteloos.