Volledige werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
(1952)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 625]
| |
hulp van legers en scholen zoveel gezond verstand op de vlucht joeg. Ik bedoel hiermee niet, dat er in dit opzicht veel te bederven viel aan de patiënten zyner beschavingsmanie die door sommigen heerszucht zal genoemd worden. Ik heb de oude europese Heidenen niet gekend, en kan dus niet beoordelen of 't biologeren van die mensen veel borden en schotels gekost heeft. Maar wel weet ik, dat het in die donkere dagen gestrooid onkruid nog heden ten dage den wasdom van wat beters belemmert. Indien de beschavers van duizend jaar geleden, aan de barbaren die ze ten onder brachten, hadden meegedeeld wat er te leren viel van Aristoteles, van Plato, van Socrates, van Seneca... als men hun Plinius, Tacitus, Dio Cassius, Suetonius had leren verstaan... of liever nog: indien men met hen tezamen zich geoefend had in Natuurkunde... waarlyk, dat zou beter vrucht hebben gedragen voor de nakomelingschap, dat is: voor ons! Want nog eens: wy lyden aan de gevolgen van de biologie die voor eeuwen op onze voorouders is toegepast! Meent men dat de theologen kans hadden gezien hunzotternyen aan den man te brengen, als niet het Mensdom sedert vele geslachten ware voorbeschikt tot geloof? Wie de geschiedenis bestudeert, zal weldra begrypen dat we geen biologische séances hoeven by te wonen, noch proeven te nemen met oude vrouwtjes op de markten, om te weten hoe zekere lieden 't aanleggen om denkvermogens te bederven en wilskracht te verlammen. ‘M'n been slaapt’ zeggen wy als de zenuwen gevoelloos zyn geworden door lange onbeweeglykheid of aanhoudende drukking. Zo heeft het verstand van de Mensheid sedert eeuwen ‘geslapen’, stomp-geklemd onder de nachtmerrie die de eerste ‘Beschavers’ ons op hoofd en hart wierpen! 't Monster ligt daar nog altyd, en belemmert de beweging. Zolang wy ons niet vermannen om wakker te worden, en den last van ons te werpen die den ademtocht van den geest stremt, blyven wy de slachtoffers van de sprookjes waarmee hemelgelukzoekers ons geslacht sedert eeuwen in slaap wiegden. De zotste ongerymdheid nemen wy als mogelyk aan. De onmogelykheid zelf vinden wy | |
[pagina 626]
| |
allernatuurlykst. De overgang van niets op iets, stuit ons niet. Het komt ons verklaarbaar - en zelfs duidelyk - voor, dat een God sedert oneindigen tyd z'n Almacht gebruikte om zich te vermaken met... niemendal. De vraag van Woutertje (deel III, blz. 253) ligt voor de hand, en 't is wel zonderling dat die vraag niet meer gedaan wordt. Ik ga nu al den anderen onzin onzer scheppingsgeschiedenis voorby, omdat het wyzen daarop gemeenplaats werd, zonder evenwel - en dit is alweer zeer vreemd, en slechts te verklaren door den vreselyken invloed van de biologie! - zonder den moed mee te delen al dien onzin ruiterlyk te verklaren voor wat zy is. Wetende dat wy dromen, dromen we voort. Het al te gemakkelyk kritiseren mag ik nu te eerder overslaan, omdat het heden niet zozeer myn doel is sprookjes te ontleden, als wel op te wekken tot het verbreken van de begoocheling die ons zulke sprookjes doet aannemen als gezonde taal. Een onverschoolde knaap van tien jaar zou verbaasd staan over de zotterny die men kan wysmaken aan mensen van zes voet, met baard, knevel, maatschappelyken invloed en papa's rang. Hy zou menen in 'n gekkenhuis verdwaald te zyn. Om dit gekkenhuis voor 'n vergadering van verstandigen aan te zien, moet men Onderwys genoten hebben, dat is: men moet zelf gebiologeerd zyn. Myn schaamte over de botheid waarmee ik aanvankelyk over 't hoofd zag dat de voor nieuw uitgegeven biologie een oude zaak was, behoorde door zeer velen gedeeld te worden. Ieder toch weet by ondervinding, hoe byv. het staren op een enkel punt de ogen verblindt, hoe het al te lang voortzetten van eentonigen arbeid ‘suf’ maakt, hoe 't onophoudelyk voor- of nazeggen van denzelfden klank ons in slaap wiegt, enz. Is alzo het prevelen van gebedjes iets anders dan het: ‘maak ze onderdanig, Herr Schulmeister’ van den Mecklemburger edelman? |
|