deun dat ook anderen niet wakker zyn, en worden zelfs weldra te vadsig om behoefte te voelen aan die verontschuldiging. De afkeer van onafhankelyk nasporen der waarheid neemt zo zeer de overhand, dat eindelyk ook het besef der mogelykheid van Vrye Studie verloren gaat. Wie zich daarop toelegt, noemen wy zonderling, lastig, een algemene vyand, en weldra gemakshalve: een slecht mens. (Inleiding Ideeën).
Zy nu, die al deze gevolgen van verkeerd onderwys menen te vergoelyken door een lafhartig schuld-geven aan ‘de wereld’, aan ‘huiselyke zorgen’, aan de ‘vermoeienis van het beroep’, moeten dan toch erkennen dat deze belemmeringen gemakkelyker zouden te overwinnen zyn, indien dat onderwys goed ware geweest, en vooral zó dat het ons niet had afkerig gemaakt van later inspanning, of daartoe onbekwaam.
Hoe vinden wy den lust en de kracht tot die inspanning terug? Het is inderdaad geen geringe zaak, weder à jeun te worden na het slikken van zoveel onwelkome kost. Het terugkeren tot ons oorspronkelyk niet-weten, om daarna een klein bruikbaar gebouwtje op te trekken inplaats van den verwarden hoop onbruikbare materialen die in den weg lagen, eist reuzenarbeid. Het gelukt dan ook nooit volkomen. Zo dit immer het geval wezen mocht, waarlyk daar worden wy herinnerd aan de uitspraak van Jezus: denzulken is het Koninkryk der Hemelen!