855.
Er is een deun in omloop, dat men ‘eerbied schuldig is aan alle opiniën’. Ik erken, wel eens tegen dit voorschrift gezondigd te hebben. Misschien is die misslag vergeeflyk, omdat ik de oprechtheid van veel meningen in twyfel trek, en dan moet de ruwheid van m'n aanval niet zozeer worden toegeschreven aan minachting voor de bestreden mening, als aan verachting van 't voorwenden.
Om alzo te beoordelen of men in dit opzicht den erepalm behoort uit te reiken aan den Mecklemburger baron of aan onze verkeerd-beschavers, zouden wy de oprechtheid der uiteenlopende methoden moeten onderzoeken, en ik gis dat we daarna onzen opinie-eerbied, óf vry gelyk tussen beide partyen zullen kunnen verdelen, óf die geheel terughouden. Zolang men schoolmeesters aanstelt in den geest van de Mecklemburger domeinheren, pleegt men verraad aan den tredmolen. En wie paardekracht en mensenwaarde tegelyk verwaarloost, verdient by z'n eerstkomende avatara in 't Mecklemburgse ter wereld te komen. We moeten oprecht zyn, en tussen beide richtingen een keus doen. Door 't hinken op twee gedachten lopen we gevaar den boer zwak, mager en onwetend, den burger mager en onbekwaam, den geleerde dom en mager te maken, d.i. allen onbruikbaar.
Begeren wy been en spieren? Willen we beroepshandigheid? Beogen wy wetenschappelyke, transcendentale, ontwikkeling? Alles in gepaste maat.
Dit spreekt vanzelf, maar wie bepaalt die maat?
Het ideaal van beschaving zou meebrengen, dat ieder voor zich den evenaar in 't huisje wist te houden. Dit echter is het doel dat beoogd moet worden, geen handleiding om het te bereiken. Maar wel kunnen we door die stelling nagenoeg geraken tot de slotsom dat het algemeen-menselyke behoort ontwikkeld te worden.
Hieruit toch is te verwachten dat de meest gunstige toepassing op byzondere omstandigheden, kan worden overgelaten aan den individu.