Volledige werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
(1952)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 573]
| |
klaag over de verlamming der organen. Eén bestudeerd grasscheutjen is meer waard dan 'n heel zoodjen onverteerde volksverhuizingen en Uniën van Utrecht. De maag laat ze liggen, die stenen! Niet geheel. De Natuur is sarkastisch - ze moet wel, zy die álles is - en spot heel aardig met de intempestiviteit van de kennis die wy 't jong gemoed opdringen. Als 'n boeren-Jocrisse, die door misverstand de stadhuistaal van z'n meester verknoeit tot andere zotterny, zodat men in twyfel staat of we te doen hebben met onnozelheid of persiflage, weet het kind altyd die zyde van 't onderwezene aan te grypen, waardoor de bespottelykheid van 't geheel wordt in het licht gesteld. ‘Tot hiertoe en niet verder’, sprak in 't jaar zóveel de God van Nederland. Het korsikaanse monster... Wy kennen de rest. Neen, lezer, ge kent ditmaal de rest niet. Op de bladzy waar men my zo plechtig inwydde in de geheimenissen Gods, was 'n inktvlek. ‘Tot hiertoe en niet verder’ stond er. Ik verzeker u dat in myn voorstellingsvermogen, de God van Nederland nooit slaagde in 't passeren van dien inktvlek. Toen ik later in een ander boek iets dergelyks las, zocht ik tevergeefs naar de bekende barrière, en had 'n indruk alsof God by gebreke van 'n duidelyk merk, niet precies weten kon hoe ver hy gaan mocht. Hoe die licentia rustica van 't kind Jocrisse werkt in het zedelyke, zagen we reeds in 827. |
|