767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
De vraag of dwaling nuttig kan zyn, in den zin dien Voltaire daaraan hechtte in z'n bekende verhandeling: Si l'erreur, enz., is geen vraag. In de Wysbegeerte die alle vakken van wetenschap omvat, behoort weliswaar met nog meer omzichtigheid dan in die onderdelen, te worden omgegaan met axioma's, maar déze ene grondstelling zullen wy toch wel mogen aannemen, dat de begeerte om ‘wys’ te zyn, om te ‘weten’, niet kan ten doel hebben de zaken te leren kennen zoals ze niet zyn, maar zoals ze zyn, m.a.w. dat de wysgeer niet naar dwaling streeft, doch waarheid zoekt.
Dat soms en zelfs vaak, 'n onwaarheid dezen of genen kan te stade komen in een voorbygaand belang, in byzondere verhoudingen - en op morele gronden is dit voordeel slechts schynbaar - heeft met de religie des waarheidzoekers niets te maken. De arts is geroepen tot genezing, onverschillig of de dood van z'n patient voordelig zy voor een erfgenaam. Middelen die den dood zouden verhaasten, mogen dezen nuttig voorkomen in verband met zyn eigen welvaart, zy behoren daarom geen plaats in te nemen in de ziektebehandeling van den geneesheer.
De wereld nu is vol hebzuchtige erfgenamen van deze soort. Het is hun invloed die zo vaak de waarheid smoort, en we zouden geneigd zyn hieraan de ontzettende vruchtbaarheid der wanbegrippen toe te schryven, indien we het positief-boze zoveel esprit de conduite mochten toekennen. Maar die eer ware te groot.