Volledige werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
(1952)– Multatuli– Auteursrecht onbekend738.Sedert myn antwoord op Bosscha's ‘Bemoedigingen’ zyn drie jaren verlopen. Ik vraag nu, 21 Juli 1870, wat er gegronds was in de beweringen van dien gewezen minister? In verband met den dezer dagen uitgebroken oorlog dien ik, in afwyking van Bosscha's gevoelen, voorspelde, nodig ik den lezer dringend uit, den loop dien de gebeurtenissen namen en verder nemen zullen, te vergelyken met wat ik daarover zeide in m'n ‘Een en Ander over Bosscha's Pruisen en Nederland’. Men lette daarby vooral op myn klacht over den toestand waarin zich, na twintig jaren Thorbeckery, leger, vloot, Volksvertegenwoordiging en Regering bevinden! De handhaving onzer neutraliteit, waarmee sommigen zich nog schynen te vleien, is een onmogelykheid. Men zal dienaangaande weldra bevestigd vinden wat ik op blz. 49 van dit deel gezegd heb. De heer Bosscha heeft, zo min als iemand zyner geestverwanten, gevolg gegeven aan Huets uitnodiging om my te antwoorden. ‘Zwygen, schreef onze scherpzinnige kritikus, zou al te veel zwakheid verraden.’ (‘Multatuli’ door Busken Huet.) Toch heeft men gezwegen. Maar de feiten - minder zwak voorzeker dan de stellingen van Bosscha, de feiten zwygen niet! Myn ‘Een en Ander’ had de strekking de Natie bytyds wakker | |
[pagina 461]
| |
aant.
Nederlanders, ik verzeker u dat er begerige blikken op ons land gevestigd zyn.Ga naar voetnoot* |
|