686.
Ieder erkent dat laster een vreselyk kwaad is. Deze algemene vyand - die toch veel vrienden ook schynt te hebben, omdat hy anders niet zo voortdurend het hoofd zou kunnen bieden aan al die vyandschap - werkt op andere wyze dan men gewoonlyk meent. Er wordt zelden iets verzonnen, men rangschikt. (244) En waar de kwaaddichter, de boosheid-‘vinder’ stuiten zou op een gaping, wordt het ontbrekende zo slecht mogelyk aangevuld, een taak die de hoorders op zich nemen, indien de ‘zo goed geïnformeerde’ zegsman mocht tekortschieten in zyn poging om 't nodige gif by te zetten aan het veroorzaakt kwaad.