666.
Kán een redenaar aan al deze eisen voldoen? Geenszins. Doch dit valt te zeggen van elke menselyke verplichting. De vraag is, of niet de moeilykheid van z'n taak hem meer dan anderen blootstelt aan tekortkoming? Of niet de afwyking van het gesteld ideaal van volkomenheid, voor hem noodlottiger gevolgen heeft, dan 'n gelyksoortig mislukken voor anderen?
Gewis. In de eerste plaats breekt elke fout het gezag dat hy nodig heeft. De schoenmaker die met schyn van recht de laars critiseerde, blaast zich van 't schoeisel, langs knie, heup en lenden opwaarts, tot hy hart en hoofd bereikt:
- Dat wegredeneren van God... bah! De man kan geen pantoffels schilderen... wat zou hy van God weten! Enz.
Hoe bekrompener de gezichtskring der hoorders, hoe snydender hun oordeel over alles wat daarbuiten ligt. Ieder brengt z'n leestje mee. Ieder meent weldra den redenaar, die naar anderen maatstaf meet, iets te vergeven te hebben. Om nu van dezulken