Volledige werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
(1952)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 390]
| |
zaak is, al stelle dan de kunstenaar zelf dit lager - hoe is de stoffelyke beloning van dit alles? Wat betaalt de maatschappy voor die trouw aan de waarheid? Voor den arbeid en de smart die ik in vorige bladzyden enigermate schetste? Voor den stryd dien de artist te voeren heeft, in zich en met anderen? Voor de eigenaardigheid der natuurgave die den bevoorrechte vaak ongeschikt maakt tot geldwinnen of sparen? De materiële behoeften toch van den kunstenaar, zyn aan die van anderen gelyk. De voeding, het onderwys zyner kinderen, kleding, woning, z'n geheel huishouden, dit alles vereist geld. Geen winkelier levert hem z'n waren, noch om-niet, noch goedkoper dan aan anderen. Integendeel, 't genie is licht te bedriegen, en er zyn... winkeliers die er slag van hebben, den kunstenaar te behandelen als 'n genie. Van bevoorrechting is geen spraak. En dit mag er niet zyn, wyl 't onbillyk wezen zou door weinige individuen de schuld te doen betalen der gehele maatschappy. Doch ook die maatschappy zelf behoort den artist, wat het geldelyke aangaat, geheel aan zichzelf over te laten, een verplichting trouwens waarvan zelden wordt afgeweken. Juist het dryven op eigen wiek, op 't gevaar af van lamgeschoten neer te zinken, maakt een der hoofdbestanddelen van 't kunstenaarsleven uit. Hy mág geen twee heren dienen. Hy kán dit niet. En waar 't beproefd werd, zag men terstond de waardigheid der kunst... gedekomponeerd op Rossinische manier. |
|