539.
Gewoon, alles in verband te brengen met alles - de natuur der dingen is éénvoudig - paste ik de aldus opgedane ondervinding tevens op andere zaken toe. Sedert jaren trachtte ik, eerst in kleinen kring, later op vry groter terrein, goed te doen. Ik legde my toe op 't verkrygen van wat kennis, ik zocht naar waarheid. En waar ik iets meende gevonden te hebben, deelde ik den uitslag mede, eerst alleen waar ik geroepen was tot het uiten myner mening, en sedert 'n vyftal jaren ook daar waar ik myzelf riep. Maar voor ik overging van 't byzondere tot het algemene, gaf ik een voorbeeld van de oprechtheid myner pogingen. Ik offerde niet meer of min dan alles wat ik had, en dacht dat men dit genoeg vinden zou. Welnu, 't schynt niet voldoende geweest te zyn om iets anders te bewerken dan wat toejuiching over m'n geschryf. Wel heb ik daaraan ten laatste een eind gemaakt door de herhaalde verklaring dat my zúlk gevolg van myn pogingen walgt, maar daarvoor trad niets in de plaats dan 't eerbiedig zwygen waarop Jehovah zo byzonder gesteld was. My bevalt het niet. Ik schyn moeilyker te voldoen dan ‘Israëls God’. Nu, dat spreekt vanzelf. Ik heb my meer moeite getroost dan hy, en had nooit 'n zevenden dag om te rusten. Ook ben ik sterfelyk, en heb dus minder tyd tot wachten.
Myn oorvegen-betoog - thesis, deductie en slotsom, alles uit één stuk - is me byzonder goed bevallen. 't Was kort, bondig, overtuigend. Het putte my niet uit. Integendeel, zo'n executie, verlicht het gemoed, en geeft lust tot verder betogen. Bovendien, 't hoeft niet gecorrigeerd te worden, zoals ander geschryf. Ik moet erkennen dat ik moeite had, niet terstond naar Den Haag