Kortom, ik voelde schaamte over m'n onkunde, en byna ware ik opgestaan om de plaats te verlaten, waarop elke dreumes toonde meer recht te hebben dan ik.
Voor ik evenwel myn nederig: wil je niet liever hier zitten? geuit had, sloeg ik 't boekje dicht.
- Zeg eens, mannetje... Napoleon stierf in '21... juist...
- Ja... den 5den Mei, m'nheer.
- Ja, ja, precies! Wie wás Napoleon?
Geen antwoord.
- Nu... wie was Napoleon?
Stilte.
- Kan niemand het my zeggen?
Eindelyk:
- Mynheer, Napoleon was bekend door zyn goede karakter. (letterlyk!)
Er waren jaartallen genoemd, die in betrekking stonden met de Hervorming, 't Concilie van Kostnitz, Luthers geboorte, z'n aanplakken der theses te Wittenberg, z'n verblyf op den Wartburg. Een en ander van Zwinglius, van Calvyn, enz. Ze wisten alles.
- Eilieve, wat beduidt dat woord Hervorming?
Na lang wachten ontving ik dit antwoord, weer letterlyk:
- Mynheer, de roomsen waren slechte mensen.
Een der oudere leerlingen had een plaat, viermaal vergroot, overgebracht in crayon. Het was de bekende voorstelling ener moeder, van smart krankzinnig op 't graf van haar kind. De vergrote kopy was schoon.
- Zeg eens, wat stelt deze tekening voor?
- Een vrouw met grote ogen, m'nheer! (letterlyk!)
Ik weet wel dat het niet overal even erg is, maar 't hoeft ook niet zó erg te wezen om heel erg te zyn.
Kán een onderwyzer, die dertig, veertig kinderen op z'n school heeft, al die kinderen opleiden tot denkers? Neen, dat kan hy niet.
Maar daarom dan ook noem ik die scholen verderfelyke inrichtingen. (15; en de stukken over Onderwys, in den derden bundel.)