| |
| |
| |
Alphabetische lijst van verklaringen
De aanduiding (I) verwijst naar een uitvoeriger omschrijving in het eerste deel
ablativus absolutus: Latijnse zinsconstructie met een speciale naamval. |
à bon entendeur, salut (Frans): een goed verstaander... |
acanthus: het blad van een plant, dat als motief gebruikt is bij de kapitelen der Korinthische zuilen. |
Addison, Joseph -: Engels schrijver (1672-1719), die met Steele het eerste spectatoriale weekblad uitgaf. |
ad maiorem Dei gloriam (Lat.): ter meerdere glorie Gods. Devies van de Jezuietenorde. |
ad maiorem patris gloriam (Lat.): ter meerdere ere des vaders. |
agio (It.): percentage dat een bepaalde geldspecie meer waard is dan een andere. Indien bijv. 100£ goud = 103 £ papier, is de agio 3. |
aide (Frans): medespeler, helper. |
à la rescousse (Frans): te hulp; help! |
Alcibiades: Grieks veldheer en staatsman (450-404 v. Chr.); in zijn jeugd de heveling der Atheners, bevriend met Socrates. Teruggeroepen van een expeditie naar Sicilië (415), vluchtte hij naar Sparta; in 408 keerde hij naar Athene terug. Nadat zijn vloot de nederlaag tegen Sparta had geleden, ging Alcibiades in vrijwillige ballingschap naar Perzië, waar hij op aanstoken van de Spartanen werd gedood. |
Aldebaran: schitterende rode ster in het sterrenbeeld de Stier. |
Alfoeren: bewoners van de binnenlanden van de Molukken, Celebes en de Aroe-eilanden. |
alma mater (Lat.): milde voedster-moeder, aanduiding van de universiteit. |
Almanach de Gotha: almanak, sedert 1763 bij Jules Perthes te Gotha verschenen, waarin de vorstelijke families uit Europa volledig waren vermeld, terwijl ook namen van de hoge adel, en van ministers en diplomaten waren opgenomen. |
| |
| |
alpha privans (Lat.): eigenlijk de rovende (d.i. de ontkennende, de uitsluitende) a, vóór een woord geplaatst, bijv. atheïst: iemand die niet in God gelooft. |
Alphen, Mr Hieronymus van -: Nederlands schrijver (1746-1803), die als kinderdichter grote bekendheid verkreeg. (I) |
Amboina: eiland in het N.O. van Indonesië. Van 8 October 1851 tot 1 Augustus 1852 was Dekker aldaar assistent-resident. |
amore, more, ore, re nascuntur amicitiae (Lat.): door genegenheid, karakter, gelaat, en op zakelijke gronden ontstaan vriendschappen. |
aneurisme: verwijding of scheuring van een slagader, die soms hartstoornissen tengevolge heeft. |
antagonist: tegenspeler, tegenstander. |
anti-makassar: kleedje, op de rugleuning van stoelen gelegd om vlekken van Makassarolie, een soort brillantine, te voorkomen. |
apostolische vicaris: pauselijke ambts- of plaatsvervanger. |
Archimedes: groot wis- en natuurkundige der oudheid (287-212 v.Chr.). Leefde te Syracuse. |
Areopagus: het Atheense hoogste gerechtshof, zo genoemd naar de plaats waar het zetelde, nl. de heuvel van de Griekse oorlogsgod Ares. |
Ariadne: dochter van Minos, koning van Kreta; zij redde de Griekse held Theseus uit het Labyrinth. |
Aristides: Atheens staatsman (535-468 v.Chr.), onkreukbaar van aard; hij stierf in grote armoede. |
Aristoteles: Grieks systematisch wijsgeer (384-322 v.Chr.), in het bijzonder beroemd om zijn Logica. |
Arria: echtgenote van Caecina Paetus. Na de veroordeling van haar echtgenoot wegens deelneming aan de samenzwering tegen keizer Claudius in 42, doorstak zij zichzelf en overhandigde de dolk aan haar echtgenoot met de woorden: ‘Paete, non dolet’ (Paetus, het doet geen pijn). |
à titre de revanche (Frans): op hoop van vergelding; rekenend op gelijke behandeling. |
autogenérisch: zichzelf voortplantend. |
automedon: wagenbestuurder van Achilles, bekwaam koetsier. |
Assas, Nicolas (eig. Louis) d' -: Frans regimentsofficier (1733-1760). (I) |
| |
| |
avatara: vleeswording; in de godsdienst der Hindoes elke der vleeswordingen van Vishnoe. |
|
bal paré (Frans): bal in groot toilet. |
Bandjarmasin: sultanaat in Oost-Borneo. In 1857 weigerde de regering van Nederlands-Indië bij de dood van den sultan diens zoon als opvolger te erkennen; het sultanaat werd met geweld ingelijfd, maar de bevolking bleef zich verzetten; eerst in 1907 was de rust hersteld. |
Banjoewangi: stad en regentschap op de Oostkust van Java. |
Bastille (Frans): burcht, speciaal de burcht van Parijs, die tijdens het absolutisme als staatsgevangenis gebruikt, en in de Franse revolutie gesloopt werd. |
Baunscheidt, Karl -: Duitse kwakzalver (1809-1874), die pijnen ‘genas’ door puncties van de huid, en door inwrijving met Baunscheidtolie. |
Bawean: eiland ten N. van Madura in de Javazee. |
Beecher-Stowe, Harriet -: Amerikaans schrijfster (1812-1896), beroemd wegens haar werk: De negerhut van Oom Tom (1852). |
Beemster: woonplaats van Elisabeth Wolff-Bekker, tijdens haar huwelijk met Ds Adriaan Wolff. Na diens dood (1777) woonde zij samen met Agatha Deken, eerst in De Rijp, na 1782 in Beverwijk, van 1788-1798 als patriottische emigrante in Frankrijk. |
bégueule (Frans): preuts, nuffig. |
Behemoth: naam van het reuzenmonster, dat beschreven wordt in het boek Job XL: 10-19. |
Bengalen: landstreek in het vroegere Brits-Indië, waar in Januari 1857 een opstand begon, die in Mei 1857 zijn hoogtepunt vond in de kroning van de vorst van Delhi tot grootmogol. In Delhi en Cawnpore werden alle Engelsen vermoord. Eerst in het najaar van 1857 gelukte het de opstand te dempen. |
Béotië, Boeotië: landschap van het oude Griekenland, met als voornaamste stad Thebe, en grenzend aan Attica. De Atheners beschouwden de Boeotiërs als onbeschaafde barbaren. |
Béranger, Pierre Jean de -: Frans dichter (1780-1857). (I) |
Bernagie, Pieter -: Arts te Amsterdam, in 1692 hoogleraar in de
|
| |
| |
geneeskunde aldaar (1656-1699). Schrijver van vele kluchtspelen, o.a. ‘Belachchelyke Jonker’ (1684). |
Bias: Grieks wijsgeer (ong. 570 v.Chr.); één der z.g. zeven wijzen van Griekenland. |
bidet: wasbekken op poten; bestemd om het onderlijf te reinigen. |
billet de faire part (Frans): kennisgeving, mededeling. |
biologie: het vermogen om de wil van een ander aan zich te onderwerpen. Vgl. iemand biologeren. |
Bogowonto: rivier van de Soembing zuidwaarts, langs Poerworedjo. In 1751, tijdens de derde Javaanse successie-oorlog, versloeg Mankoe Boemi hier de troepen van de Compagnie. In Idee 1022 vertelt Multatuli, dat Dipo Negoro, krachtens een voorouderlijke eed, deze rivier nooit is overgestoken. |
Boileau, Nicolas Despréaux -: Frans literair theoreticus van het classicisme (1636-1711), schrijver van: L'art poétique. |
Bonheur, Rosa -: Franse dierschilderes (1822-1899). |
bonhomie (Frans): goedaardigheid, vriendelijkheid. |
bonhomme (Frans): poppetje. |
Bosch, Johannes Graaf van den -: Nederlands politicus (1780-1844), die als Gouverneur-Generaal (1830-1834) het Cultuurstelsel invoerde. (I) |
Brouckère, K.M.J.G. de -: Belgisch staatsman (1796-1860) minister, hoogleraar en tenslotte burgemeester van Brussel. |
Bruyn Kops, J.L. de -: staathuishoudkundige (1852-1887), hoogleraar te Delft, lid van de Tweede Kamer, stichter van de ‘Economist’. |
Buffon, George-Louis Leclerc, Comte de -: Frans natuuronderzoeker (1707-1788); voornaamste werk ‘Histoire Naturelle’ (1749-1788). In 1753 hield Buffon in de Académie Française zijn intreerede: Discours sur le style. Daaraan is het aphorisme ontleend: Le style c'est l'homme même (stijl en mens zijn één), dat vaak onnauwkeurig wordt geciteerd. |
Bull, Abraham Johannes de -: Nederlands letterkundige (1823-1888), lange tijd hoofdredacteur van de Amsterdamse Courant. |
Burgerhart, Sara -: hoofdpersoon van de gelijknamige brievenroman (1782) van Elisabeth Wolff-Bekker (1738-1804) en
|
| |
| |
Agatha Deken (1741-1804). De historie van de opgegeten flensjes staat in de Tiende brief. |
Buys, Johan Theodoor -: Nederlands staatsrechtgeleerde (1828-1893); hoogleraar in de staatswetenschap te Leiden (1864-1893); redacteur van: Wetenschappelijke Bladen (1856 opgericht). |
Byron, George Noel Gordon Lord -: Engels dichter 1788-1824 (I) |
|
Caesar, Cajus Julius -: Romeins veldheer (100-44 v.Chr.), in zijn laatste levensjaar alleenheerser van Rome. |
Caesar, tekst over -: Lucas XX: 25. En hij zeide tot hen: Geeft dan den Keizer wat des Keizers is en Gode dat Gods is. |
Calas, Jean -: Protestants koopman (1698-1762) te Toulouse, geradbraakt, omdat hij zijn zoon die katholiek wilde worden, zou hebben vermoord. Voltaire wist door zijn pamflet ‘Sur la tolérance à cause de la mort de Jean Calas’ (1762) een revisie te verkrijgen, waarbij Calas onschuldig werd verklaard. |
Cambronne, Pierre -: Napoleontisch generaal (1770-1842). (I). |
caneçou: vestvormig lijfje van vrouwen. |
cantique tout pur (Frans): allerzuiverst lied; vergelijk: Cantique des Cantiques, d.i. het Hooglied. |
captatio benevolentiae (Lat.): het inroepen van de welwillende aandacht door een redenaar, om een gunstig oordeel van de toehoorders te verwerven. |
carissimo patri (Lat.): voor (mijn) liefste vader. |
Cartesianen: volgelingen van de Franse wijsgeer René Descartes of Cartesius (1596-1650), wiens filosofiisch uitgangspunt luidde: ‘Cogito, ergo sum’ (Ik denk, dus besta ik). |
casse-tête: ploertendoder, stok met loden knop. |
cat o'nine tails (Eng.): karwats, zweep met negen staarten. |
cessante causa cessat effectus (Lat.): als de oorzaak ophoudt, blijft het gevolg uit. |
Chaldeeën: Aramese stam, die omstreeks 1200-1000 v.Chr. in Babylonië woonde; stichters van het Nieuwbabylonische rijk en beoefenaars van de sterrenwichelarij. |
C(h)aritas odium parit (Lat.): weldoen wekt haat. Variant op de uitdrukking: veritas odium parit, de waarheid wekt haat; Terentius: Andria, eerste bedrijf, vs 41. |
| |
| |
chassez-croisez (Frans): verwisselt kruiselings van plaats; een dansfiguur. |
Chilo: Grieks wijsgeer, één der z.g. zeven wijzen van Griekenland. |
Cleobulus: tyran van de stad Lindos op Rhodus; één der z.g. zeven wijzen van Griekenland. |
Chresos: quasi-griekse naam, door Multatuli waarschijnlijk afgeleid van Grieks: κρή: het is plicht; dus: de plichtsgetrouwe. |
cogito ergo sum (Lat.): Ik denk, dus besta ik. Principiële uitspraak van de Franse rationalistische wijsgeer René Descartes (1596-1650). |
collet monté (Frans): gemaakt deftig. |
Columbus, Christophorus -: Italiaans ontdekkingsreiziger (1451-1506), die in dienst van de Spaanse koning Ferdinand van Aragon in 1492 Amerika ontdekte. Hij bedoelde langs westelijke weg het rijke Azië te bereiken en wist de dreigende muiterij van zijn bemanning slechts te bezweren door beloften van Oosterse rijkdommen. |
combat de générosité (Frans): wedijver in edelmoedigheid. |
comme deux larrons en foire (Frans): eigenlijk als twee gauwdieven op de kermis. Als diefje en diefjesmaat. |
Confucius: Chinees wijsgeer (551-478 v. Chr.). (I) |
congrevisch: moeilijk te blussen, oorspr. gezegd van vuurpijlen, gemaakt volgens procédé van de Engelse generaal Sir William Congreve (1772-1828). |
conniventie: verstandhouding; van het Franse woord: connivence. |
Constantijn de Grote: Romeins keizer (274-337). (I) |
conveniëntie: gading, believen, gepastheid. |
coram populo (Lat.): in het openbaar, ten aanschouwen van het volk. |
Corday d'Armont, Marie Aline Anne Charlotte -: revolutionnair idealiste (1768-1793), moordenares van de Franse dictator Marat (13 Juli 1793). |
Corneille, Pierre -: Frans toneeldichter (1607-1686), in classicistische stijl. |
Cornelia: Romeinse vrouw, moeder van de bekende volksleiders Tiberius en Gaius Gracchus (2de eeuw v.Chr.). |
| |
| |
Cortez, Hernando -: Spaans avonturier (1485-1547); veroveraar van Mexico (1519-1523), welke verovering mede te danken was aan het Mexicaanse volksgeloof, dat over zee uit het Oosten een blanke heilbrenger zou komen. |
Cour de miracles: in de buurt van de Rue Montorgueil en de Rue Neuve-Saint-Sauveur te Parijs. Beschreven in ‘Notre-Dame de Paris’ van Victor Hugo (1802-1885). |
Cretenser: bewoner van Kreta, groot eiland in de Middellandse Zee, behorende tot Griekenland. De zin: ‘Een Kretenser zei: Alle Kretensers liegen’, was in de Oudheid een bekend dilemma. |
Cromwell, Oliver -: Engels staatsman (1599-1658). (I) |
Curtius, Marcus -: Romeins patriciër en held (± 362 v.Chr.). (I) |
|
daguerreotype: lichtbeeld op metalen plaat, naar de uitvinding van de Franse schilder Daguerre (1789-1851). |
Dante Alighieri: Italiaans dichter uit Florence (1265-1321), schrijver van het christelijke epos: Comedia Divina. |
Darius: Perzisch koning en wereldveroveraar (550-485 v.Chr.), die negen mededingers moest overwinnen; het verhaal van Herodotus, dat Darius koning werd aangezien zijn paard het eerst hinnikte, schijnt een fabel. |
David: Joods koning ± 1000 v.Chr., wiens huwelijk met de weduwe van de door zijn list gedode Uria toorn verwekte bij de profeet Nathan; Samuel XI en XII. |
Debora: Joodse profetes, de leiding gaf in de oorlog tegen de Kanaänieten; Richteren IV en V. |
débouché (Frans): afzetgebied. |
Delaroche, Paul -: Frans historieschilder (1797-1856). |
deliberante senatu periit Saguntum (Lat.): terwijl de Senaat beraadslaagt, gaat de stad Sagustum verloren. |
de rigueur (Frans): voorgeschreven, vereist. |
derivatief: afleidend middel. |
derogerend: vernederend. |
Derwisch (Perz.): Mohammedaanse bedelmonnik. |
de scepticismo caute vitando (Lat.): over het voorzichtig vermijden van de twijfel. |
dii minorum gentium (Lat.): goden van mindere rang. |
| |
| |
dilemma (Lat.): netelige toestand, moeilijke keuze. |
Diogenes: Grieks wijsgeer (412-323 v.Chr.); vertegenwoordiger van de z.g. Cynische School. Hij brak met de meest gangbare conventies en bespotte zijn aanhangers, die ook met een gescheurde mantel liepen, met de opmerking: ‘Je kunt er de ijdelheid doorheen zien!’ |
Dipo Negòrò, Pangéran Anto Wirio -: Javaans vorst (± 1785-1855), leider van de volksopstand die de Java-oorlog (1825-1830) ten gevolge had. (I) |
Domitianus: Romeins keizer en tyran (81-96). |
Duymaer van Twist, mr Albertus Jacobus -: Liberaal politicus (1809-1887), G.-G. van Ned. Indië (1851-1856), later Kamerlid. (I) |
|
Eduard van Gelre: dichtwerk van Mr J. van Lennep, verschenen in 1847. De door Multatuli overgenomen passage is ook bij Van Lennep (blz. 91-93) een citaat, en wel uit: Van Spaen, Historie van Gelderland, deel I, blz. 534. |
Effen, Justus van -: Nederlands letterkundige (1684-1735), die 1731-1735 De Hollandsche Spectator uitgaf. |
e.g. (Lat.): exempli gratia, bijvoorbeeld. |
Egéria: bronnimf in de Romeinse mythologie; beschermgodin der jonggeborenen. |
Ein Märchen aus alten Zeiten (Duits): derde regel van het tot volkslied geworden gedicht van Heine: Die Lorelei. |
Elia: Joods profeet, die o.a. ijverde tegen de Baäldienst van koning Achab (Koningen XVII-XXI). |
Eli, Eli, lamá sabachtáni? (Hebreeuws): Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten? Laatste woorden van Jezus aan het kruis (Mattheus XXVII: 46). |
Elout, Jhr. P.J. - van Soeterwoude: Anti-revolutionnair politicus (1805-1893). |
emergo (Lat.): ik kom boven, ik sla mij er door heen. |
en pâture (Frans): tot voedsel, als buit. Jeter quelquechose en pâture au chiens - iets voor de honden werpen. |
entiérisme: allesomvattendheid, volledigheid. |
ephelkustisch: de overgang, de verbinding vormend tussen twee klinkers. |
| |
| |
epicier (Frans): kruidenier; droogstoppel. |
epitheton (Gr.): bijvoegsel, bepaling. |
Erasmus, Desiderius -: Humanistisch schrijver (1466-1536), beroemd om zijn grote geleerdheid en zijn geestige kritiek. Geboortig uit Rotterdam, woonde hij later in Parijs, in Engeland, in Bazel. In zijn Latijnse brieven is hij niet steeds vriendelijk over Holland, maar in zijn Adagia (Auris Batava) en ook in de Colloquia (Naufragium) heeft hij de Hollanders geprezen. |
esprit de clocher (Frans): kleinsteedse bekrompenheid. |
Euclides: Grieks wiskundige (± 300 v.Chr.). |
Euler, Leonhard -: Zwitsers wiskundige (1707-1783), hoogleraar in St. Petersburg. |
Euripides: Grieks treurspeldichter (480-406 v.Chr.). |
exordium: inleiding, aanhef ener rede, eerste bedrijf van een drama. |
ex plenitudine potestatis (Lat.): uit de volheid van mijn macht. |
expressis verbis (Lat.): in duidelijke woorden. |
ex voto (Lat.): eig. volgens belofte; offerande uit dankbaarheid na een uitredding, die men door bemiddeling van een Heilige verkregen acht. |
|
fainéant: nietsdoend. |
Fancy (Eng.): grillige fantasie. Het Engelse woord is afgeleid van ‘phantasy’ en dateert uit de 15de eeuw. In Minnebrieven betekent Fancy zowel Multatuli's inspiratie, als de belichaming daarvan in zijn nichtje Sietske Abrahamsz (1842-1912). |
Ferdana Mantrie: titel van de rijksbestuurder van Palembang, nadat in 1825 de sultan was afgezet. Na zijn opstand in 1849 werd Ferdana Mantrie door verraad gevangen genomen. |
flectere si nequeo superos, acheronta movebo (Lat.): als ik de hemelingen niet kan bewegen, zal ik de onderwereld in beroering brengen. |
Focquenbroch, Willem Godschalk -: Amsterdams geneesheer en dichter (± 1630-1675). (I) |
formosam pastor Corydon ardebat (Lat.): variatie op Virgilius, Ecloga II vs I: Formosum pastor Corydon ardebat Alexin, de herder Corydon was vurig verliefd op de schone Alexis. |
| |
| |
Fra Diavolo: Italiaans rover (1771-1806). |
Fransen van de Putte, Isaac Dignus -: Nederlands liberaal staatsman (1822-1902). (I) |
Funke, George Lodewijk -: Uitgever te Amsterdam (1836-1885), oprichter van ‘Het Nieuws van den Dag’ (1870). Sedert 1871 uitgever en vriend van Multatuli. |
|
Garibaldi, Guiseppe -: Italiaanse vrijheidsheld (1807-1882), streed met zijn vrijscharen tegen vreemde overheersing en nationale verdeeldheid. |
Gelder, Jacob de -: Nederlands wiskundige (1765-1848); in de jaren 1802-1811 bij de triangulatie ten behoeve van een kaart van Nederland onder C.R.Th. Krayenhoff (1758-1840) werkzaam; in 1819 benoemd tot hoogleraar te Leiden. |
Goethe, Johann Wolfgang von -: Duits dichter, toneelschrijver, prozaïst en natuuronderzoeker (1749-1832). |
Glorioso: Rover-roman van de Duitse schrijver Christian Aug. Vulpius (1762-1827). |
Goldsmith, Oliver -: Engels romanschrijver (1728-1774). |
Grandison, Sir Charles -: zes-delige roman-in-brieven van de Engelse schrijver Samuel Richardson (1689-1761). (I) |
Griekse uitdrukkingen:
blz. 13: ‘Ώς έιπών, ού παιδός ορεξάτο φαίδιμος Έκτωρ. άψ δ’ πάϊς ... (Hoos eipoon hoe paidos orexato phaidimos Hektor. Haps d'ho pais). Ilias IV, vs 466-467: Na zo gesproken te hebben, stak de stralende Hektor de armen uit naar zijn zoontje. Maar het kind weer... |
blz. 49: τύπτω (tuptoo), voorbeeld van een regelmatig grieks werkwoord; betekenis: slaan. |
blz. 162: λόγος (logos): gesprek, getal, gedachte, woord. |
blz. 319: άυτός έφή (autos ephè): hij heeft het zelf gezegd. |
blz. 390: άνάγκη (anangkè): noodzakelijkheid. |
|
Groen van Prinsterer, Mr Guillaume -: Nederlands historicus, literator en staatsman (1801-1876). Grondvester van de christelijk-historische, anti-revolutionnaire staatkunde. |
Groot, Hugo de -: Nederlands rechtsgeleerde (1584-1645), schrijver van o.a. De jure belli ac pacis (Over het recht van oorlog en vrede; 1625); grondlegger van het volkenrecht. |
| |
| |
guet-apens (Frans): verraderlijke overval, valstrik. |
|
v. H.: afkorting voor: Van Hoëvell. |
Habakuk: één van de twaalf kleine Joodse profeten (600 v.Chr.). |
hac nitimur, hanc tuemur (Lat.): hierop steunen wij, deze beschermen wij (nl. de godsdienst). |
Hagiosimandre: schuilnaam van van G. Broens Jr (1813-1880), journalist te Amsterdam. In 1863 verzamelde hij zijn artikelen als: Papillotten van Oom Geurt. |
Hamlet: hoofdpersoon uit het gelijknamige drama van de Engelse toneelschrijver William Shakespeare (1564-1616). Hij wordt bezocht door de geest van zijn vermoorde vader, die hem opdraagt zijn dood te wreken. Van dit ogenblik af ontstaat een steeds wijdere afgrond tussen Hamlets geest en de realiteit, waardoor het hem onmogelijk wordt te handelen. Deze disharmonie doet hem Ophelia, zijn geliefde, verstoten met de woorden: ‘Get thee to a nunnery...’ (verdwijn in een klooster...) In een gesprek tot zijn vriend Horatio zegt hij, wanneer deze de verschijning van de geest van Hamlets vader in twijfel trekt: ‘There are more things in heaven and earth, Horatio, Than are dreamt of in your philosophy’; d.i. Er is meer in hemel en aarde, Horatio, dan in jouw filosofie wel wordt vermoed. |
Hannibal: Carthaags veldheer (246-182 v.Chr.) trok in de Tweede Punische oorlog over de Pyreneeën en de Alpen. |
Hauser, Kaspar -: raadselachtige vondeling (1812-1833), in Neurenberg opgenomen. Aanvankelijk stom, en van allerlei voorwerpen en verschijnselen onkundig. |
Haydn, Joseph -: Oostenrijks componist (1732-1809). Het oratorium Die Schöpfung (1798) is een van zijn meesterwerken. |
Hegelianen: volgelingen van de veelzijdige Duitse wijsgeer Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831). |
Heiling, Hans -: aard- of berggeest, verliefd op een aardse vrouw; hoofdpersoon uit de gelijknamige operamet tekst van Eduard Devrient en muziek van Heinrich Marschner. |
Heine, Heinrich -: Duits dichter en prozaïst (1797-1856). (I) |
Hektor: Trojaanse held, door de Griekse held Achilles in een
|
| |
| |
tweegevecht gedood. Het afscheid van zijn vrouw Andromache en zijn zoontje wordt door de griekse dichter Homerus in de Ilias beschreven. |
Herculáneum: Stad aan de Vesuvius, in 79 onder de lava bedolven. |
Hercules of Heracles: griekse mythologische held, bekend door zijn twaalf reuzenwerken. Eén daarvan was het reinigen van de Augiasstal. |
Heren XVII: bestuursleden der Verenigde Oost-Indische Compagnie: acht uit Amsterdam, vier uit Zeeland, twee uit de Maas, twee uit West-Friesland, en éen door de Kamers buiten Amsterdam gekozen. |
hetaere (Gr.): vriendin, maitresse in de oudheid vaak begaafde en ontwikkelde vrouw van goede afkomst. |
Hippocrates: Grieks geneesheer (460-377 v.Chr.), grondlegger van de gezondheidsleer. |
Hoëvell, ds Wolter Robert, baron van -: predikant, letterkundige, koloniaal hervormer en staatsman (1812-1879). (I) |
Hoff: uit een advertentie in het Algem. Handelsblad van 1862 blijkt, dat het ‘Hoff'sche Malz-extract’ en het ‘Hoff'sche Borstversterkend-Malz’ geleverd werd door ‘Joh. Hoff's Centraal Depot. Voor de Nederlanden te Amsterdam. O.Z. Voorburgwal, tusschen de St. Jan- en St. Annastraten, J 342’. |
Hogesluis: sluis in de Amstel nabij de tegenwoordige Sarphatistraat. De anecdote op blz. 151 vertelt Multatuli ook in een brief van 24 Oct. 1845 aan Tine. |
Hol, Richard -: Nederlands componist (1825-1904) die in Mei 1861 Saidjah's lied uit de Max Havelaar toonzette als: Elegie für Violoncell mit Klavier. |
Holloway, Thomas -: Engels kwakzalver (1800-1883), die van 1837 af door middel van een grote reclamecampagne in de internationale pers zijn zalf en pillen aan de man bracht. |
Homerus: Grieks episch dichter (ong. 800 v.Chr.); zijn Ilias beschrijft de strijd van de Grieken tegen Troje, zijn Odyssee de omzwervingen van de Griekse held Odysseus op diens thuisreis. |
homiletisch: wat de homiletiek, de predikkunst, de kanselwelsprekendheid betreft. |
| |
| |
Hooft, Pieter Cornelisz. -: Nederlands dichter en geschiedschrijver (1581-1647). |
Horatius, Quintus Flaccus -: Romeins dichter (68-8 v.Chr.). (I) |
Hudoor (Gr.): water. |
Hugo, Victor -: Frans dichter, roman- en toneelschrijver (1802-1885). |
Humboldt, Alexander von -: Duits natuuronderzoeker (1769-1859). Schreef: ‘Entwurf einer physischen Weltbeschreibung’ onder de titel: Kosmos (4 delen, 1845-1858), waarin hij de wereld beschouwde als een door inwendige krachten bewogen geheel. |
|
ichthyologie: kennis van de vissen. |
il prêche des convertis (Frans): hij wil mensen overtuigen, die reeds overtuigd zijn. |
incentriek: een door Multatuli (blz. 362) gemaakt woord, het tegengestelde van ‘excentriek’; derhalve: tot het centrum behorend, niet uitzonderlijk, gewoon. |
in confesso (Lat.): erkend, toegegeven, eensgezind. |
indignatio (Lat.): verontwaardiging. |
infusiediertje: afgietseldiertjes, zo genoemd omdat deze microscopische diertjes voor het eerst door A. van Leeuwenhoek in 1676 in een aftreksel van peper en water werden ontdekt. |
in hoc signo vinces (Lat.): in dit teken, nl. het teken des kruises, zult gij overwinnen. |
in statu quo ante (Lat.): in de vroegere toestand. |
Internationaal congres: In October 1864 werd in het Koninklijk Paleis te Amsterdam onder auspiciën van de ‘Association internationale pour le progrès des sciences vociales’ een Internationaal Congres over het bestuur van Koloniën gehouden, waarop Multatuli het woord voerde. Voor uitvoerige verslagen van zijn felle rede, zie Idee 534-535. |
in voce (Lat.): op het woord. |
Isis: Oud-egyptische godin van de Natuur. |
|
Jacquerie: boerenopstand (1358) tijdens de Honderdjarige oorlog in Frankrijk. (I) |
jalons: richtsnoeren. |
| |
| |
Jahn, F.L. -: Duits theoloog, bevorderaar van lichamelijke opvoeding (1778-1852). Bekend als Vater Jahn, organisator van Turnvereine onder de Napoleontische bezetting. |
Javase oorlog: met de bevelhebber ‘die een speler was’ (blz. 212) bedoelde Multatuli blijkens een aantekening: Generaal Van Geen. |
Je lève bannière, n'en suivre ne peux (Frans): Ik hef een banier, want een te volgen, dat kan ik niet. |
Jeremia: een van de grote profeten van Israël (626-570 v.Chr.). |
Judith: hoofdpersoon uit een der Apocryphe boeken van het Oude Testament. Doodde met een krijgslist de Assyrische veldheer Holophernus om haar stad Bethulia te redden. |
Juvenalis: Romeins satyrendichter (47-130), van wie de uitspraak is: ‘Facit indignatio verbum’: verontwaardiging maakt welsprekend. |
|
Kâlidâsa: Voor-indische dichter, uit de 5de eeuw. |
Kantianen: volgelingen van de Duitse wijsgeer Immanuel Kant (1724-1804), schrijver van o.a. Die Kritik der reinen Vernunft (1781). |
Kapitool: hoofdburcht van het klassieke Rome. |
keepsake (Eng.): souvenir, poëzie-album. |
Kock, Paul de -: Frans schrijver van pikante romans (1794-1871). |
Kodrus, Kodros: volgens de sage laatste koning van Athene (± 1068 v.Chr.) offerde zich op voor het behoud van Athene. |
kontubernaal: kamergenoot. |
Koptisch: taal door de Kopten, een Egyptische stam, sinds de 3de eeuw na Chr. gesproken; thans nog als kerktaal in Egypte in gebruik. |
Krates: naam, door Multatuli gevormd naar het Gr. werkwoord krateoo, d.i. machtig zijn, heersen, overwinnen. |
Kultuurstelsel: gedwongen verbouwing van producten voor de Europese markt door de inheemse bevolking; in 1830 door de Gouverneur-Generaal Johannes Graaf van den Bosch (1780-1844) met grote strengheid ingevoerd ter verbetering van de Nederlandse financiën. Na 1848 groeide er in het Parlement een liberale oppositie tegen, die omstreeks 1870
|
| |
| |
enig succes behaalde: Agrarische wet; Suikerwet. Eerst in 1920 werden de laatste resten van het Cultuurstelsel geheel afgeschaft. |
Kwaker: eig. Quaker, aanhanger van de door George Fox (1634-1691) gestichte secte der ‘Friends of Truth’. |
|
Lachmé: schuilnaam van A.G.W. Ramaer, bekend Dageraadsman in de jaren 1858-1864. |
Laeken: voorstad van Brussel, waar Tine en de beide kinderen in 1861 woonden. |
Lamartine, Alphonse Marie Louis de -: Frans romantisch dichter en staatsman (1790-1869). Het gedicht Le Désespoir (De Wanhoop), uit de bundel Premières Méditations Poétiques (1820) is ontstaan na de dood van Elvire (Mme Charles), Lamartine's geliefde. |
Lannoy, Juliana Cornelia -: Nederlandse dichteres (1738-1782). Haar sonnet: De Onbestendigheid, in: Ernstige en luimige gedichten, eindigt met de regels:
In 't kort, kan niets op aard zijn glans bewaren? |
Wat reden heb ik dan om zo verbaasd te staan, |
Dat na de trouwe dienst van acht of negen jaren, |
Van mijn baleinen rok de haak is afgegaan? |
|
lapsus linguae (Lat.): verspreking, vergissing. |
Larochefoucauld, François, Duc de -: Frans moralist (1613-1680), schrijver van een boek sceptische en ironische aphorismen: Maximes. |
Leibnitzers: volgelingen van Gottfried Wilhelm Leibniz, Duits rationalistisch filosoof (1646-1712). |
Lennep, Mr Jacob van -: Nederlands letterkundige (1802-1868). (I) |
levée: slag, in het kaartspel. |
Linnaeus: Zweeds natuuronderzoeker (1707-1778). Gaf aan dieren en planten een latijnse geslachts- en soortnaam. |
linzen-eerstgeboorte: toespeling op Genesis XXV: 29-34, waar verhaald wordt hoe Jakob voor een schotel linzenmoes het eerstgeboorterecht kocht van zijn oudere tweelingbroeder Ezau. |
litige (Frans): twist, geschil. |
| |
| |
Lobatto, Rehuel -: Nederlands wiskundige (1797-1866); hoogleraar te Delft; schrijver van talloze boeken over hogere wiskunde; rectificeerde de Nederlandse standaardmeter te Parijs. |
loisir (Frans): vrije tijd, het vrij zijn. |
Loudon, mr James -: Nederlands staatsman (1824-1900); aanvankelijk advocaat te Batavia; 1859-1861 secretaris-generaal van het Dep. van Koloniën; 1861-1862 minister van Koloniën; 1862-1872 commissaris des Konings in de prov. Zuid-Holland; 1872-1875 gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Onder zijn bewind werd de oorlogsverklaring aan Atjeh ondertekend, die in en buiten het parlement tot heftige polemieken leidde en zijn ontslagneming ten gevolge had. |
Louvois, F.M. le Tellier, markies de -: Frans Staatsman (1641-1691), minister van oorlog van Lodewijk XIV, verantwoordelijk voor het verwoesten van de Paltz in 1688. |
Luther, Maarten -: Duits leider van de Hervorming (1485-1546). (I) |
Luyken, Jan -: Nederlands dichter en graveur (1649-1712); schreef aanvankelijk liefdespoëzie: Duytse Lier (1671), later, onder invloed van de Duitse piëtist Jacob Böhme, mystieke dichtbundels, vaak met etsen van hem en zijn zoon Caspar verlucht (o.a. Jezus en de Ziel, 1678). |
|
Machiavelli, Nicolo -: Italiaans auteur (1469-1527), Kanselier der republiek Florence. Schrijver van: Il principe (De Vorst), waarin hij alle politieke middelen geoorloofd noemt. |
Mackay, Aeneas baron - van Ophemert en Zonnewynen: Antirevolutionnair politicus (1807-1876). |
macte animo (Lat.): houd (goede) moed. |
Magenta: Stad in Italië, waar in 1859 de Oostenrijkers door de Fransen verslagen werden. |
magna est veritas et praevalebit (Lat.): groot is de waarheid en zij zal de doorslag geven. |
Malherbe, Fr. de -: Frans dichter (1555-1628). |
Malthus, Thomas Robertus -: Engels econoom (1766-1834). (I) |
Mazeppa, Joh. -: kozakkenhetman, vertrouweling van Peter de Grote (1644-1709). |
| |
| |
Meidinger, Johann Heinrich -: Technicus (1831-1905); bouwde een naar hem genoemde kolenoven. |
Melchizedek: koning en priester van Jeruzalem, ± 2000 v.Chr. (Genesis XIV: 18-20). |
Meslier, Jean -: dorpspastoor uit de Ardennen (1663-1729) wiens ‘Testament’, dat eerst omstreeks 1860 te Amsterdam in druk verscheen, blijk geeft van een principiële geloofskritiek. |
Meyboom, ds Louis Susan Pedro -: theoloog (1817-1874); eerste vrijzinnige predikant te Amsterdam, 1854. Redacteur van het maandblad: De Evangeliespiegel (1850-1856 en 1862-1867); schrijver van: Het leven van Jezus (3 dln). |
Meyer, R.C. -: schuilnaam voor Rudolf Charles d'Ablaing van Giessenburg, Liberaal vrijdenker (1826-1904) boekhandelaar te Amsterdam, vriend en tot 1866 uitgever van Multatuli. |
Mill, J. Stuart -: Engels wijsgeer en liberaal staathuishoudkundige (1806-1873). |
minotaurus (Gr.): mensen-etend fabelmonster, half mens, half stier, in het labyrinth van Minos op Creta. |
Molière: schuilnaam van Jean Baptiste Poquelin, Frans blijspeldichter en acteur (1622-1673), die o.a. de toneelspelen: Les Précieuses Ridicules (1659), Tartuffe (1664), Don Juan (1665) en Le Bourgeois Gentilhomme (1670) schreef. |
Money, J.W.B. -: Engels econoom, schrijver van: Java, or how to manage a colony (1851). |
Montechristo: hoofdpersoon uit de twaalfdelige roman: Le Comte de Monte-Christo, door de Franse toneelschrijver en romantische prozaïst Alexander Dumas père (1802-1870). |
Montesquieu, Ch. de -: Frans wijsgeer en econoom (1689-1755), schrijver van: L'esprit des Lois, en Lettres Persanes. |
Moore, Thomas -: Iers romantisch dichter (1779-1852). |
Moria: plaats, waar Abraham bereid was op Gods bevel zijn zoon Izak te offeren, welk offer echter op 't laatste moment vervangen werd door dat van een ram, die daar met zijn hoornen verward zat in de struiken. (Genesis XXII: 1-18). |
Mozes: bevrijder van het Joodse volk uit de Egyptische slavernij en leider van de uittocht naar Palestina (1400-1200 v.Chr.);
|
| |
| |
profeet en wetgever van Israël (Exodus XX: 23-XXIII: 19). |
mundus vult decipi (Lat.): de wereld wil bedrogen worden. |
mur-mitoyen (Frans): middenmuur, mandelige muur. |
Muurling, Prof. Dr Willem -: Nederlands theoloog (1805-1882) hoogleraar te Franeker in 1837, te Groningen in 1840. |
Mijer, mr Pieter -: Nederlands staatsman (1812-1881). Aanvankelijk bij de rechterlijke macht in Nederlands-Indië; 1856-1858 minister van Koloniën; 1860-1866 conservatief lid van de Tweede Kamer; benoemde in 1866 als minister van Koloniën zichzelf tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. |
|
Nantes, Edict van -: besluit van de Franse koning Hendrik IV (1598) waarbij vrijheid van godsdienst aan de Hugenoten werd verleend. Ingetrokken in 1685. |
Newton, Isaäk -: Eng. natuurkundige (1643-1727); Ontdekker van de wetten van de zwaartekracht. |
nil humani (Lat.): toespeling op de spreuk: homo sum, humani nihil a me alienum puto, d.i. ik ben een mens, niets menselijks is mij vreemd; versregel uit Terentius' blijspel Heautontimorumenos I, 1, 25, naar het Griekse blijspel van Menander vertaald. |
Numa Pompilius: volgens de overlevering tweede koning van Rome (715-679 v.Chr.) en stichter van de Romeinse eredienst. Een zachtmoedig en wijsgerig vorst, die door de nimf Egéria werd geleid. |
|
ochlocratisch: met een regering van de massa. |
oligocratisch: met een regering van weinigen. |
Olympische spelen: grote sport- en kunstwedstrijden, welke sedert 776 v.Chr. om de vier jaar te Olympia in Elis werden gehouden. |
omnis comparatio claudicat (Lat.): iedere vergelijking gaat mank. |
onbevlekte ontvangenis: Katholiek dogma: de bevruchting van Maria zonder dat daarbij de erfzonde werd overgedragen. Discussiepunt van de R.K. theologie vóór 1850. |
Oosterzee, Johannes Jacobus -: theoloog (1817-1882), hoogleraar in Utrecht, gekant tegen de moderne theologie. |
| |
| |
Origenes: Grieks kerkelijk schrijver (185-254), van wie gezegd wordt dat hij zichzelf castreerde. In Mattheus XIX: 12 staat: ‘en er zijn gesnedenen, die zichzelve gesneden hebben, om het koninkrijk der hemelen’. |
ornitholoog: vogelkundige. |
|
palladium: eigenlijk het uit de hemel gevallen beeld van Pallas Athene, dat de onneembaarheid van Troje waarborgde; figuurlijk: voorwerp met beschermende kracht. |
palliatief: als lapmiddel, als pijnstillend middel zonder geneeskracht. |
Palm, Johannes Henricus van der -: Nederlands theoloog (1763-1840) hoogleraar te Leiden. (I) |
Pantheon: een aan alle goden gewijde tempel in Rome; later: eretempel gewijd aan de nagedachtenis van grote mannen. |
parabel: zinnebeeldig verhaal. |
parenthesis: inlassing, tussenzin. |
parerga: bijzaken, nevenwerken. |
par inadvertance (Frans): bij vergissing. |
Park, Mungo -: Schots ontdekkingsreiziger in Afrika (1771-1806). |
par ricochet (Frans): door terugkaatsing; van de weeromstuit. |
partant pour la Syrie (Frans): Vertrekkende naar Syrië, de aanvangswoorden van een romance, welke ten tijde van de Restauratie (1814-1830) in Frankrijk het herkenningsteken van royalistische gezindheid was en gedurende het Tweede Keizerrijk (1852-1870) een officiëel vaderlands lied. |
patih: hooggeplaatst Indonesisch bestuursambtenaar, in rang onder de regent, en diens plaatsvervanger. |
Paul, Jean -: schuilnaam van de Duitse romanticus Johann Paul Friedrich Richter (1763-1825). |
Pellico, Silvio -: Italiaans nationalistisch letterkundige (1789-1854). (I) |
Pène, Henri de -: Frans journalist en romancier (1830-1888). (I) |
Peri: een der goede feeën in de Perzische mythologie. De Peri werd pas in het Paradijs toegelaten nadat zij het schoonste der aarde had meegebracht: de stervenszucht van een berouwvol zondaar. |
| |
| |
Periander: heerser over Corinthe (tot 585 v.Chr.). Eén der zg. zeven wijzen van Griekenland. |
Petrarca, Francesco -: Italiaans dichter (1304-1374), in wiens lyriek de Renaissance z'n hoogste verfijning bereikt. |
Philoinos (Gr.): wijnliefhebber. |
Philoverax: vermoedelijk Dr Frans Christiaan Günst (1823-1886), boekhandelaar en uitgever te Amsterdam. Bekend Dageraadsman. |
Pigault Lebrun: pseudoniem van Charles, Antoine, Guillaume Pigault de l'Epinoy (1753-1835), Frans romanschrijver. |
Pittacus: één van de zg. zeven wijzen van Griekenland; omstreeks 570 v.Chr. |
Plato: Grieks wijsgeer (427-347 v.Chr.), vriend van Socrates, auteur van philosophische dialogen. |
Plutarchus: Grieks schrijver (± 46-120). Laatste universele vertegenwoordiger der griekse stijl, ethicus, psycholoog en historicus; schrijver van wereldberoemde biografieën. |
Polichinel: Italiaanse figuur uit het volkstoneel. vgl. Jan Klaassen. (I) |
polycratisch: met een regering van velen. |
Pompeii: stad aan de Vesuvius, in 79 bedolven onder de lava, sinds de 18de eeuw weer opgegraven. |
Pope, Alexander -: Engels dichter en denker (1688-1744.) |
Porcia: dochter van Marcus Porcius Cato, gehuwd met Marcus Brutus, de moordenaar van Julius Caesar in 44 v.Chr. Volgens de overlevering pleegde zij zelfmoord bij het doodsbericht van haar echtgenoot. |
pré aux clercs (Frans): kerkelijk land, soms gebruikt voor godsdienstige bijeenkomsten. |
préséance (Frans): voorrang. |
preux (Frans): dapper man, held. |
preveniëren: van iets verwittigen. |
prius dementat (Lat.): eerst begaat hij dwaasheden. |
prosector: opensnijder, anatoom. |
prosodie: versleer; wetenschap van de klank, maat en klemtoon in de verskunst. |
proteine: eiwitstof. |
pudiek: eerbaar, kuis. |
| |
| |
pueri puerilia tractant (Lat.): kinderen doen kinderachtige dingen. |
Punische oorlogen: oorlogen tussen Rome en Carthago in 264-241, 218-210 en 149-146 v.Chr. |
Pythagoras: Grieks wijsgeer en wiskundige (582-507 v.Chr.). |
|
q.e.d. (Lat.): quod erat demonstrandum, d.i. hetgeen te bewijzen was. Slotformule bij een wiskundig bewijs. |
quantum sufficit (Lat.): zoveel als genoeg is. |
quia frigidum diaboli semen (Lat.): omdat het zaad van de duivel koud is. |
quorum pars maxima fuisti (Lat.): waarvan gij zelf het grootste deel waart. |
|
Radboud: Friese vorst, die de christelijke doop weigerde toen hij hoorde, dat zijn heidense voorvaderen niet in de hemel waren. |
Radcliffe-Ward, Anna -: Engelse romanschrijfster (1764-1823), auteur van boeiende en veelgelezen ridder-, rover- en spookgeschiedenissen. |
Rafaël: Italiaans schilder en bouwmeester (1483-1520). |
recepis: ontvangstbewijs, voorlopig bewijs van storting in een geldlening. |
Renan, Joseph Ernest -: Frans cultuurhistoricus en orientalist (1823-1892) auteur van het critische veelomstreden boek: ‘Vie de Jesus’ (1863). |
rhapsodie: verzamelwerk van bijeengevoegde stukken; muziekstuk van vrije vorm, waarin volksmelodieën verwerkt zijn. |
Richard Leeuwenhart: Koning van Engeland van 1189 tot 1199; nam deel aan Derde Kruistocht. |
Rinaldini, Rinaldo: roverroman van Vulpius (1797). |
Ristori, Adelaïde -: Italiaans toneelspeelster (1822-1906). |
Rochussen, Jan Jacob -: Nederlands staatsman (1797-1871); aanvankelijk in verschillende administratieve betrekkingen; 1840-1843 minister van Financiën; 1843-1845 gezant te Brussel; 1845-1851 Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië; daarna lid der Tweede Kamer; 1858-1864 opnieuw minister van Koloniën. Onder zijn landvoogdij werden militaire expedities naar Bali, Palembang, Banka, Zuid-Celebes enz.
|
| |
| |
uitgerust. Het Cultuurstelsel op Java werd door hem in gematigde vorm toegepast. |
rossignol: loper, om sloten open te steken. |
Rothschild: Internationaal bankiersgeslacht, dat vooral in de eerste helft der 19de eeuw grote invloed had op de politieke en financiële ontwikkeling in Europa. |
Rousseau, Jean-Jacques -: Frans filosoof (1712-1778). (I) |
Sadduceeërs: politiek-godsdienstige partij onder de Israëlieten van omstreeks het begin van onze jaartelling, die steeds in tegenstelling met de Farizeeërs worden genoemd. |
Sade, markies D.A.F. de -: Frans auteur (1740-1814) uit wiens boeken voorkeur voor wreedheden blijkt, (sadisme). |
Saladyn: sultan van Egypte en Syrië (1137-1193), veroveraar van Jeruzalem (1187); tegenstander van Richard Leeuwenhart. |
Saleh: Marokkaanse haven aan de Atlantische Oceaan, bekend zeeroversnest, waarheen De Ruyter een expeditie ondernam. |
Sanskrit: oude Indogermaanste taal, priestertaal van India. (I) Het door Multatuli als sanskrit genoemde woord: thugater, is Grieks; de verwantschap met het sanskrit-woord: dégdhi (hij melkt) is onwaarschijnlijk. Over 't algemeen zijn Multatuli's etymologische beweringen wetenschappelijk onhoudbaar. |
Sappho: grootste Griekse dichteres, geboren op Lesbos (± 600 v.Chr.) van wie een aantal lyrische verzen bewaard bleef. |
Say, Jean Baptiste -: Frans econoom (1767-1832). |
Scaevola, Mucius -: Romein, die bij een poging om in 507 v.Chr. de belegeraar van Rome, koning Porsena te doden, werd gevat en om de vastberadenheid der Romeinen te tonen, zijn rechterhand in het vuur verbranden liet. |
Schmoel: spotnaam voor een sjacheraar, het eerst door Multatuli gebruikt in de Kruissprook uit ‘Minnebrieven’ (blz. 108). |
Scialoja, Antonio -: Italiaans econoom (1816-1877). (I) |
Scipio: Publius Cornelius Scipio Africanus (235-183 v.Chr.). Romeins veldheer, versloeg in 202 v.Chr. Hannibal en dwong Carthago tot vrede. |
Seitenhieb (Duits): schimpscheut, steek onder water. |
Septuaginta: de 70 Joodse vertalers van het Oude Testament in Alexandrië, omstreeks 250 v.Chr. |
| |
| |
Siegenbeek, Matthijs -: Nederlands taalkundige (1774-1854); hoogleraar te Leiden; in 1804 schreef hij zijn: Verhandeling over de Nederduitsche spelling, ter bevordering van eenparigheid in dezelve. De spelling-Siegenbeek was tot de invoering van de spelling-De Vries en Te Winkel in 1863, de officiële schrijfwijze. |
similitudo (Lat.): gelijkheid. |
similia similibus curantur (Lat.): eig. gelijke zaken worden door gelijke zaken genezen (beginsel der homoeopathie). |
sit ut est, aut non sit (Lat.): het moet zijn zoals het is, of het zal niet zijn. |
Siwa: een der goden uit de Indische drie-eenheid: Brahma, de schepper; Vishnou, de onderhouder; Siwa, de verdelger. |
Sloet van de Beele, Mr Ludolf Anne Jan Wilt baron -: liberaal staatsman (1806-1890), G.G. 1861-1866. Hij beëindigde de gouvernementsteelt van indigo, peper, kaneel, cochenille en verzachtte de lijfstraffen. |
Solferino: dorp in de Italiaanse provincie Mantua, waar in 1859 de Oostenrijkers door de Fransen verslagen werden. |
Sokrates: Grieks wijsgeer (469-399 v.Chr.). (I) |
Solon: wetgever van Athene (± 600 v.Chr.). |
somnabule: iemand die in trance, in slaaptoestand, meent helderziend te zijn. |
spermaceti: witte amber, een vetstof uit de schedelholte van de potvis, gebruikt voor kaarsen en zalf. |
Spinozisten: volgelingen van de in Nederland geboortige, Portugees-Joodse wijsgeer Baruch Spinoza (1632-1677). |
Stael, madame G. de -: Frans schrijfster (1766-1817), door Napoleon uit Parijs verbannen. |
Steele, Sir Richard -: Iers schrijver (1671-1729), die met Addison het eerste spectatoriale weekblad uitgaf. |
Sterne, Laurence -: Engels humoristisch schrijver (1713-1768), van grote invloed op de latere humorcultus in geheel Europa. |
St George del Mina: plaats op de Goudkust van Guinea; in 1637 door de Nederlanders veroverd; in 1872 aan Engeland afgestaan. |
Stoke, Melis -: Hollands dichter van de Rijmkroniek (± 1300). |
Stolte, Harm -: Nederlands politicus (1797-1859). (I) |
| |
| |
strass: namaak-edelstenen, van een schitterende soort glas. |
Strootman, Johan -: Nederlands ingenieur (1824-1895); lector in de wiskunde aan de Kon. Academie te Breda, later te Delft; schrijver van werken op wiskundig gebied. |
Suez: het Suez-kanaal, dat de Middellandse Zee met de Rode Zee verbindt, werd van 1859-1869 gegraven onder leiding van de Franse ingenieur Ferdinand de Lesseps. Engeland werkte de aanleg tegen, doch nam een welwillende houding aan, toen het in 1875 de aandelen van de Khedive van Egypte kon bemachtigen, die bijna de helft ervan in zijn bezit had. |
Sulamite: Hebreeuwse betekenis onzeker: de vrouw uit Sulam, of: Salomo's vrouw. Vgl. Hooglied VI: 13: ‘Keer weder, keer weder, o Sulamith’. In Hooglied II: 1 vindt men de vergelijking: ‘Ik ben een roos van Saron, een lelie der dalen’. |
summa cum laude (Lat.): met de hoogste lof. |
Swieten, Jan van -: Nederlands krijgsman en militair publicist (1807-1888). (I) |
Swift, Jonathan -: Iers schrijver (1667-1745), beroemd door zijn satyrieke verhalen over Gullivers reizen. |
Swinden, Jean Henri van -: beroemd Nederlands wis-, natuuren sterrenkundige (1746-1823); hoogleraar te Franeker en aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam; in 1799 ontwerper van het Europese metrieke stelsel; schrijver van een populair handboek ‘Grondbeginselen der Meetkunde’ (1790). |
sylf: luchtgeest. |
syllogisme: (Gr. Lat.): sluitrede, bestaande uit de major-term, de minor-term en de conclusie. |
|
Talleyrand-Périgord, Charles Marie de -: Frans staatsman (1754-1839). (I) |
Tasman, Abel -: Nederlands zeevaarder, (1602-1659), ontdekker van Nieuw-Zeeland (1642). |
Tasso, Torquato -: Italiaans renaissancistisch dichter (1544-1595), schrijver van het epos: Jerusalem bevrijd. |
Templebar: de poort van de City van Londen, afgebroken in 1876. |
tempore utili (Lat.): op de geschikte tijd. |
Terentius: Romeins blijspeldichter (190-159 v.Chr.). |
| |
| |
Thales: Grieks wijsgeer (630-545 v.Chr.); één van de zg. zeven wijzen van Griekenland. |
theorema: leerstelling. |
Theseus: Griekse mythologische held die met hulp van Ariadne de weg vond door het labyrinth en de Minotaurus die daar leefde, overwon. |
Thorbecke, mr Johan Rudolph -: Liberaal staatsman (1798-1872). (I) |
Tibullus: Romeins dichter (± 54-18 v.Chr.). |
Tollens, Hendrik -: Nederlands volksdichter (1780-1856). De geciteerde regels zijn uit: De Noord-Amerikaansche Jager, in: Laatste Gedichten (1848), en luiden daar: |
Doch, hoe verguisd en uitgefloten, |
Ik had hem graag aan 't hart gesloten. |
tomahawk: Indiaanse strijdbijl. |
transsubstantiatie: Katholieke leerstelling, dat brood en wijn bij het Misoffer wezenlijk verandert in het lichaam en het bloed van Christus. |
Tübingen: stad aan de Neckar in Wurtemberg. Sedert 1477 beroemde universiteit. De Tübinger richting in de protestantse theologie der 19de eeuw stond onder leiding van Prof. D.F. Strauss, (1808-1874) en oefende een ondogmatische Bijbelkritiek. De Groninger richting was een navolging daarvan. |
tutti quanti (It.): allen tezamen, allen van dat slag. |
|
ultramontaan: voorstander van de geest en de opvattingen van het pauselijke Rome; hevig pausgezind. |
ut discas doce (Lat.): opdat gij leren moge, onderwijs zelf. |
|
Valentijn, ds François -: Nederlands theoloog en auteur (1666-1727). (I) |
Verbrugge: in werkelijkheid Abraham Juliaan Langeveldt van Hemert; geboren te Hoorn in 1825; 1845 klerk te Madioen; 1848-1854 controleur ter Westkust van Sumatra; 1854-1858 controleur tweede klasse in Lebak; 1862-1873 assistent-resident; na een Europees verlof van twee jaar: Resident van Ternate, 1875-1876; in 1878 terug in Nederland; in December 1880 te Breda gestorven. |
| |
| |
Veth, dr Pieter Johannes -: Nederlands oriëntalist en ethnoloog (1814-1895); aanvankelijk hoogleraar in de Oosterse talen te Franeker (1841) en Amsterdam (1842); 1864-1885 hoogleraar in de Mohammedaanse instellingen en land- en volkenkunde van Indonesië aan de Leidse Universiteit. In ‘De Gids’ van 1860 schreef prof. Veth een waarderend artikel over Multatuli's ‘Max Havelaar’. |
Viator (Lat.): wandelaar, voorbijganger. |
Virgilius: Romeins dichter (70-19 v.Chr.), schrijver van het grote epos: Aeneas. |
Vloten, Johannes Van -: Nederlands letterkundige (1818-1883). (I) |
Voltaire: schrijversnaam van François-Marie Arouet, Frans dichter en prozaist (1694-1778), wiens onafhankelijke, critische en anticlericale denkwijze grote invloed uitgeoefend heeft. Zijn uitspraak: Le premier qui fut roi fut un soldat heureux (De eerste die koning werd, was een fortuinlijk soldaat), is te vinden in het begin van zijn treurspel Mérope (1743). De regel: Si Dieu n'existait pas, il faudrait l'inventer. (Indien God niet bestond, moest men hem uitvinden), staat in zijn ‘Épitre à l'auteur du nouveau livre des Trois Imposteurs’. |
volte (Frans): snelle zwenking. |
|
whalers (Eng.): walvisvaarder; destijds ook Amerikaanse zeelieden die de Molukken onveilig maakten door hun aan kaapvaart grenzende smokkelhandel. |
Wintgens, mr Willem -: Nederlands politicus (1818-1895), sedert 1848 conservatief lid van de Tweede Kamer; in 1868 enkele maanden minister van Justitie. |
Witt, Cornelis en Johan de -: resp. staatsman (1623-1672) en raadpensionaris van Holland (1625-1672). Beiden werden in 1672 te Den Haag door het opgeruid gepeupel vermoord. |
|
Xerxes: Perzisch koning die van 485 tot 465 v.Chr. regeerde. |
|
Zegelwet: belasting, tussen 1812 en 1869 geheven op elke krant en geïnd door middel van een zegel op ieder blad. |
Zoroaster: Perzisch profeet (± 600 v.Chr.). (I) |
|
|