340.
't Was winter. Daar ginds op die brede vaart, vermaakte men zich met schaatsryden. Het ys lag gelyk met den weg. Men had er maar op te stappen.
Toch was er een brug gelegd over 'n brede gleuf, dien ik den vorigen dag niet gezien had. En ieder die de brug passeerde, betaalde 'n cent aan den man die 't brugje gemaakt had ‘om de gleuf’ zeide hy.
Maar sommigen fluisterden:
- Hy heeft de gleuf gemaakt om 't brugje.
Is 't geen schande, dat men middel heeft gevonden, om 't uitleggen van de wet te maken tot 'n winstgevend beroep?