321.
Ik las dezer dagen, in 'n afschuwelyk tydschrift een zeer welwillende beoordeling myner Ideeën.
Dit is my wél.
Maar niet wel is 't me, dat die recensent my beschuldigt van verflauwde minachting voor Publiek.
Dat is laster, en als Lachmé 't weer zegt, doe ik hem 'n proces van injurie aan.