287.
Het provinciaal gerechtshof van Noord-Holland heeft uitgemaakt, dat de Max Havelaar behoort aan den heer De Ruyter en den heer Van Lennep.
Ik verklaar op myn eer, 't handschrift van dat boek niet te hebben verkocht.
Ik heb weinig acht gegeven op den loop van dat proces. De slag was geslagen vóór pleidooi en vonnis: de Havelaarzaak was gesmoord. Het juiste tydstip om 'n beroep te doen op 't Volk, was voorby. Men had in ruimte den tyd gehad, rond te vertellen dat die Havelaar zo'n byzonder slecht mens was. En daarin had men gelyk. In 't vertellen, meen ik. Dit toch was 't enige wapen dat men gebruiken kon, en 't spreekt vanzelf dat men 't opnam.
Maar toch vind ik 't verdrietig, dat de firma De Ruyter-Van Lennep nu 't geld ontvangt dat er verdiend wordt - gewonnen, meen ik - op dat boek, al werd dan ook dat geld gewonnen tegen myn zin.
Want ik had daarvan 'n paar jaren kunnen leven met vrouw en kinderen. Ik had Ideeën kunnen schryven, en 'k was thuis geweest op den verjaardag van myn kleine Nonnie.