216.
De Koning komt in de stad. Dat is wel verdrietig voor me. Ik zal u zeggen waarom.
Nu hangt men vlaggen uit. Eén daarvan waait heen-en-weer voor m'n venster, zodat het my rood en blauw warrelt in de ogen, en ik belet word dit Idee te schryven. Want ideeën hebben helderheid nodig.
Daarom zal ik maar wat bespiegelingen houden over de verkeerde plaatsing van sommige dingen. Een steen die nut doet op den weg, of in 'n muur, zou onaangenaam wezen in de maag... rood met wat zon er door... ik wou dat die vlag 'k weet niet waar was... slechts dáár niet, voor myn venster niet!
Om godswil, 'k heb behoefte aan licht...
Ik kan weer zien. Ik was bezig met de verkeerde plaatsing... blauw schemerlicht... flap!... rood daarover... 'k zit in paarse duisternis... zie, de zon moireert die kleuren... ik behoor niet onder zo'n vlag te zitten, en dáár hoort die vlag niet. 't Vervolg als ik weer zien kan.
'k Wou liever dat de Koning... 't vervolg hierna...
Ja, zo zyn er veel dingen verkeerd geplaatst... een speld in 't oog, Engeland te Gibraltar, ik hier, en dáár die vlag... ik moet het opgeven...
Zo'n steen in de maag, hoort daar niet. Zo'n speld in 't oog, hoort daar niet. Die vlag... 't vervolg hierna...
Waar zo'n steen thuishoort en dienst doet, weten wy. En die vlag... 'n koninkryk voor 'n vloek!
Die vlag, o Koning van Nederland, o staatslieden van Nederland, o volk van Nederland, die vlag behoort te wapperen in den Archipel van Insulinde, waar onze broeders worden meegevoerd, tot slaaf gemaakt of geslacht, door zeerovers!
Dáár hoort die vlag! Dáár, Volk, Regering en Koning van Nederland! Dáár hoort zy, zeg ik u!
En ze moet niet hier my hinderen in 't schryven myner Ideeën...