211.
Aan myn kinderen. Ge zyt nog wat klein, en zoudt me niet begrypen. De tyd zal komen, dat gy leest wat ik hier zeg. Welnu, als ik me ooit tegen u beroep op myn vaderschap... lacht me uit! Als ik ooit u onderdanigheid voorschryf... bespot my!
Als ik ooit liefde van u vorder... omdat... omdat... hoe zal ik zeggen?
Liefde, omdat er eenmaal iets geschiedde, waarby ik volstrekt niet dacht aan u. Liefde, omdat ik iets verrichtte vóór gy bestondt. Liefde omdat...
Vult aan, kinderen, gy zult dit kunnen als ge rypt zyt om te lezen wat uw vader schreef, vult aan...
Als ik ooit liefde vorderde, dáárom... werpt my met vuil!
Lacht me uit, bespot my, werpt my met vuil, als ik ooit onderdanigheid of liefde vorder... daarom!
Verbeeldt u, dat die bybeltekst in de geboden, verknoeid is door vertalers. Ja, ja, zó is het. Gelooft me, er staat: ‘haat uw vader, dan zult ge lang leven!’
Beproeft het eens!