Ei... jongelui, hebt ge dat menen op te merken in myn werken! Ei...
Daar is een man, die eer, aanzien, toekomst, smyt in 't aangezicht der misdadige regering van een verbasterd volk...
Daar is een man, die 't leven van zich en de zynen niet acht, waar de prys van dat leven deelgenootschap wezen zou aan de schande van Nederland...
Daar is een man, die als Curtius neerspringt in de gapende kloof op 't Forum, doch in den sprong vrouw en kinderen meeneemt, of 't ook soms te weinig ware... een romeins ridder alleen...
Daar is een man, die elken dag wordt weggeleid in de woestyn, op de tinne des tempels... die elken dag de koninkryken dezer aarde voor zich ziet uitgespreid, als wat lokaas voor z'n afval... een man, die elken dag den Satan wegstoot, om te doen ‘het woord dat geschreven staat’ in z'n hart...
Daar is een man, die den langen weg kiest naar Golgotha... niet om dáár te worden gekruist alleen, maar om te worden gekruist by elken voetstap... weder en weder, en telkens weder, ten pleiziere van Schmoel en consorten...
Daar is een man die dat alles deed, doet, draagde en draagt, leed en lydt om zyner zaak's wille...
Om den wille van het recht...
En dan komen er een paar...
‘Uw werken zyn door de respectabelste jongelui gelezen en herlezen...’
Dan komen er een paar ‘respectabelste’jongelui dien man vertellen, dat ze uit z'n werken meenden te hebben opgemerkt dat hy liefde had voor waarheid en rechtvaardigheid...
Ei, respectabelste jongelui, hebt ge dat inderdaad menen te merken?
Schaamt u!
En gy, zogenaamde hoogleraren onzer zogenaamde hogescholen, treedt af, en neemt patent als laagleraren, die ge zyt.
't Is uw schuld, uw schuld, uw grootste schuld, jeugdbedervers! Hoe, ge leert onze jongelingschap preken en bidden, pleiten en ontleden, taalknoeien en prosodie, wetuitleggen en schriftgeleerdheid... en by dat alles - neen, dóór dat alles - vergeet ge hun te leren wat 'n mens is! Uw ‘respectabelste’ jongelui praten van