204.
Op den omslag der eerste aflevering myner Ideeën heb ik gezegd, dat ik niet alle brieven kan beantwoorden, die aan my gericht worden, in m'n hoedanigheid van publiek persoon. Dit is waar. Uit alle oorden van 't land ontvang ik betuigingen van sympathie, van antipathie, vragen om inlichting, toelichting, pogingen om my terug te brengen van myn verkeerde denkbeelden... 't is een ware sneeuwval waaronder men my begraaft. In zekeren zin doet my dit genoegen. 't Is me een bewys dat de gisting aanwezig is, die ik zal nodig hebben om te veranderen wat my verkeerd voorkomt. Ik neem dan ook zeer nauwkeurig nota van alles wat men my schryft, hier en daar om de belangrykheid der brieven zelf, en - waar die ontbreekt - om ze te beschouwen als bydragen tot de tekenen des tyds.
Wie my schryft, kan verzekerd wezen dat z'n schryven invloed heeft, al waar 't dan ook niet juist zulken invloed als hy of zy zich voorstelde.
Maar wat het antwoorden aangaat, men bedenke dat ik alleen ben, dat ik stryd voer tegen vele vyanden die - om nu eens 't allereenvoudigste te noemen - ieder voor zich, in een materieel opzicht zelfs, my vele malen in kracht te boven gaan.
Op de behandeling byv. van de indische zaken, heb ik - en behoor ik te hebben - meer invloed dan 'n minister, dien men gister niet kende, en wiens naam morgen zal vergeten zyn. Maar dit belet niet dat zo'n minister, zolang hy aan 't bestuur is, van