179.
‘Als 't waar is dat die goddienery nadelig werkt...’
Vraagt ge dat nog? Zie de Elberfeldse wezen...
- Ja, zegt men, maar dat is sporadisch. 't Komt niet dikwyls voor. Hy, zy en ik hebben nooit gestuipt op den keldertrap. We geloven... goed... maar wy laten ons niet dol maken... we doen behoorlyk onze zaken... we geloven... zó, zó... met gepaste matigheid.
Die wezen staan me nader dan gy!
Wie nonsens gelooft, en door krankzinnigheid bewys geeft voor de oprechtheid van z'n geloof, heeft recht op medelyden en... genezing, als er genezing mogelyk is.
Maar gy die gelooft... ja, maar niet meer dan juist nodig is in 't belang uwer ‘zaken’... gy die zondags een hemelvaart belofzingt, maar 'n knecht zoudt wegjagen, die in de week u kwam vertellen dat uw grootboek was opgevlogen... gy die uw krank-