154.
Ik wandelde met kleinen Max. Voor ons uit ging een man met zyn kind. Dat kind deed wat kinderen veelal doen, het vraagde, vraagde... ik geloof zeker dat de eerste groot-inquisiteur 'n kind geweest is.
Kleine Max en ik luisterden.
- Papa, vroeg 't mannetje, wat is honneur?
't Was te Brussel.
De papa vertelde precies wat ‘honneur’ was.
- Papa, wat is 'n kerk?
De papa zei wat een kerk was.
- Papa, wat is humanité, wat is religion, wat is éternité, wat is béatitude?
De papa gaf definities van al die dingen.
- Papa, wat is Dieu?
Daar kwam een rytuig in collisie met 'n wandelende liedertafel, en de definitie over ‘Dieu’ raakte daartussen beknepen. Ik bergde my en Max, zodat ik voor de 1001e maal de gelegenheid misliep, te weten te komen wie God is. Dat speet me. En m'n kleinen jongen ook, die sedert lang zich beklaagt dat ik zo dikwyls zeg: ik weet het niet!
Ja, hy is zó ver gegaan, dat hy by z'n moeder geklaagd heeft: ‘Wat doe 'k met zo'n papa?’