Er is een wolkje dat, om u genoegen te doen, zo goed is de gedaante van 'n rookzuil te vertonen. Of er is een veenbrand in Drente, die roden gloed geeft. Of... neen, er is niets, niets, volstrekt niets dat u 't recht geeft te blyven geloven aan brand, en toch... al zeggende: ‘des te beter!’ vraagt ge eindelyk:
- Maar... zou er dan misschien - neen, dát 's een wolk - maar... zou er ook misschien iemand in 't water zyn gevallen?
Als iemand daarop zegt: ‘neen, ook dat niet’ vindt ge hem onvriendelyk.