86.
In 't ziekenhuis te Amsterdam - dat gasthuis heet, ik weet niet waarom - moest een matroos geamputeerd worden. Professor - ik meen Tilanus - zette hem z'n been af. De man rookte bedaard z'n pyp, beet nu en dan op de tanden, maar verhief zich boven de pyn.
Professor T. bewonderde die sterkte van ziel, en sprak daarover met lof, terwyl hy 't verband legde.
Opeens geeft de moedige patiënt een gil. Professor had hem met een speld gestoken.
- Hoe... zó schreeuwt gy, gy die zo-even...
- Dat 's waar... maar zie je, professor, die speldeprik hoort er niet by.
De matroos had gelyk.