- Verbeeld u, vriend onsterfelyke, ik was gewond. Men bracht me in een kamer en te bed. Ik lag den gansen dag te ylen, en kon geen bevelen geven.
Maar 's avonds werd m'n geest helder. Ik liet my de kaarten van de situatie voorleggen, bestudeerde positiën, sterkte, snelheid van beweging. Ik gaf orders, en zond m'n adjudanten rechts en links. Dát corps moest hierlangs... 't andere daarheen... men zou den vyand aantreffen op dat punt... zie...
En met onsterflyken vinger wees hy een punt aan, op de kleine aarde.
- Welnu, werden uw bevelen niet goed uitgevoerd?
- Ja... maar... luister! Na alles te hebben geregeld, sliep ik in. 's Nachts werd ik wakker. Myn wakers hadden my alleen gelaten, vertrouwende op m'n gerusten slaap. Ik hoorde niets dan 't eentonig stappen van den schildwacht, onder myn venster...
- Wat is dat... 'n schildwacht?
- Definitiën zyn moeilyk. Nadenkende over myn bevelen, bedacht ik dat er iets verzuimd was. De kolonel P... kent ge dien?
- Is hy dood?
- Ik weet niet...
- Levenden ken ik niet.
- Dat 's waar... ik vergat dat we dood zyn. Ik ken hem ook niet meer. Maar toen scheen ik hem te kennen.
Welnu, ik bedacht dat P. misschien te laat zou komen met z'n kolonne, als ik niet spoedig...
‘Hoe laat is 't?’ riep ik met schrik.
- Hoe laat?... Schrik?... wat is dat?
- Definitiën zyn moeilyk. Laat of vroeg is iets van tyd...
- Wat is dat... tyd?
- Dat weet ik niet meer, maar val me niet telkens in de rede. Ik wil u vertellen, waarom ik zo verdrietig hier ben aangekomen.
Ik riep ‘hoe laat is 't?’
Niemand antwoordde.
Ik hoorde maar altyd door dat eentonig stappen van den schildwacht, en riep nog eens: ‘Hoe laat is 't?’ zo luid ik kon.
Maar opstaan kon ik niet. Ik was zwaar gewond, en kon 't hoofd niet keren naar de pendule. Die wond aan den hals...
- Ik zie uw wond niet, en uw hals niet.