75.
‘Ga eens mee vanavond, zei me een vriend, of zo-iets. Er wordt 'n verhandeling gehouden over de onsterfelykheid, door een broodbakker. 't Is 'n waar genie.
- Waar woont hy?
Myn vriend zei 't my. Ik ging terstond daarheen, en kocht een broodje. Dat slecht was. Maar 's avonds ging ik de verhandeling horen. Hoe die was weet ik niet, omdat ik geen verstand heb van onsterfelykheid en verhandelingen. Myn vriend zei, de verhandeling was mooi.
- Geloof me, 't is een waar genie...
- Zyn broodjen is slecht. Zie, nog heb ik iets bewaard van de kruim die denken doet aan glazemaken.
- Dat is mogelyk. Maar de verhandeling was mooi. Geloof me, hyis een genie...
- Zyn broodjen is slecht.