40.
In elke levende taal is een gedeelte dood. ‘Die vrouw heeft een vlek op haar neus.’ Haar neus leeft.
‘Waar moet ik die tafel zetten? Zet haar in den hoek.’ Haar is dood. Zo is er veel dat ik wou uitknippen als dorre takken, 't Geeft ruimte, licht, leven, aan de groene.