Volledige werken. Deel 2. Minnebrieven. Over vrijen arbeid in Nederlands-Indië. Brief aan Quintillianus. Ideeën, eerste bundel
(1951)– Multatuli– Auteursrecht onbekendAan TineLieve Tine, kent gy een familie Kappelman? Ik zit in een wespennest, dat komt van 't Baunscheidtismus, een nieuwe leer, die alles geneest door prikken en steken! De wespen vervangen de bloedzuigers. De verandering is niet groot. Of 't genezen zal, weet ik niet, maar pyn doet het wel. Ik merk uit uw laatsten briefGa naar voetnoot** dat ge weer geen geld hebt. Dat is razend verdrietig. Wilt ge dan dat ik schryf voor geld? Hoe | |
[pagina 64]
| |
aant.
Welnu, ook ik ben niet bang voor schieten, houwen en steken, maar als men werpt met vieze dingen, loop ik weg, als een onbeschaafde Jakatraan. En dáármee toch zou ik geworpen worden, beste Tine, als men een afdruk van my kon in handen krygen. Nog ben ik niet geheel verzoend met dien Multatuli, die my zo uitkleedde in dat boek over de koffie. Wat ging 't hem aan? Had ikzelf 't gedaan in een ogenblik van... o lieve Tine, geld heb ik niet, maar ik wil u heel gaarne een geschiedenis oververtellen van uitkleden, die ik vind in de noten van Mr J. van Lennep, op zyn Eduard van Gelre. Hy zal er niet boos om worden, dat ik ditmaal wat van hém neem. Behelp u met die geschiedenis zo goed gy kunt, tot ik u iets anders kan zenden. Daarin komt een vrouw voor die, geloof ik, van uw familie is, schoon ge niet ‘opdrachtig’ zyt van kleur. Ook zy zou waarschynlyk bleker geweest zyn, als ze getrouwd ware met my - en dus veel te tobben had gehad - in plaats van met dien Geldersen hertog die haar slechts verstiet. ‘In zijn laatste jaren verwijderde Hertog Reinald II zich van zijn gemalinne, die den meesten tijd te Rosendaal doorbracht, welk huis door haar werd vergroot en merkelijk versierd, dus men haar, hoewel verkeerd, de stichting daarvan heeft toegeschreven. Veel was zij ook te Nijmegen. Deze verwijdering was de oorzaak van een aandoenlijk en zonderling toneel, dat niet lang voor 's Hertogs dood voorviel. Eleonora was opdrachtig en hoog van kleur, dus men haar van melaatsheid | |
[pagina 65]
| |
aant. Daarin had die hertog groot gelyk. Doodgaan was 't beste wat hy doen kon, na 't verstoten van een vrouw die den moed had tot zo verhevene onkiesheid! Ja, ik begryp hoe er ogenblikken komen, waarin men allen schroom ter zyde zet, den mantel wegwerpt, het voorkleed wegscheurt, en de borst ontblotende, uitroept: Ziet-hier, gy allen, ziet en schaamt u... ziet hier, of ik melaats ben!... Ja, ik begryp die vrouw! Zou Multatuli gedacht hebben aan haar, toen hy my uitkleedde | |
[pagina 66]
| |
aant.
O Publiek, op den ouderdom van uw stamboom heb ik geen aanmerkingen... ik erken dat ge lynrecht afstamt van de drie vrienden die den armen Job sarden met hun onbeproefde deugd... Maar wat uw adel aangaat...
Beste Tine, tracht u nog wat staande te houden. Ik heb gehoord dat er een nieuwe Gouverneur-Generaal benoemd is voor de Oost. 't Is toch te erg dat gy niet zoudt eten, en de kinderen... Ziehier wat ik vandaag schryf aan den Minister van Koloniën. Kan ik meer voor u doen, dan my te willen verhuren als ambtenaar? En... ge zult zien... dat zou me nog worden aangerekend als een gunst! Excellentie! Lieve Tine, wat is dat vervelend! Ge ziet wat ik uitsta voor u en de kinderen! ... om uwe Excellentie, in verband met vroegere gesprekken te vragen, of er thans geen gelegenheid wezen zoude, op een het Gouvernement en my waardige wyze, gebruik te maken van myn denkbeelden, in verband... Dat ik weer zeg: ‘in verband’ is om den Minister in den waan te brengen dat ik een officiëlen styl schryf. ... in verband met de aanspraken die ik meen verworven te hebben door veel lyden, en in overeenstemming met de belangen van den Lande? ‘Van den Lande’ klinkt goed. Ik ben van plan dat woord in te voeren als nominatief zelfs. ‘Den Lande’ schuift... ja, er is wat lepends in, als of er iets afgleed van een helling. | |
[pagina 67]
| |
... van den Lande?... Kan ik meer zeggen? Zie, al kochten ze honderd beo's die floten: ‘daar is meer ryst dan er ryst is!’ dan zou ik toch zo vry wezen die onmogelyke ryst na te meten. ‘Om daarin te slagen evenwel, zoude ik by den nieuwen Landvoogd moeten verzekerd zyn van enige sympathie; eensdeels wyl, zónder dat, myn pogingen ydel zouden wezen; ten andere omdat ik, onbeschermd, weldra zou bezwyken onder de rancune der Indische ambtenary... Den Minister moet het zo schynen. Hy weet niet dat ik niet bezwyken kán. Dit is myn zaak, onze zaak, Tine! En al wist hy dat, ik zou 't toch met mooi van hem vinden daarop te rekenen. ... ambtenary. Heel behoudend was 't niet, dat zult ge zien! ... dat de Amsterdamse behouders van my en myn zaak een machine de guerre wilde maken tegen het toenmalig ministerie, in hun verstoordheid over de, later gevallen, spoorwegwet... | |
[pagina 68]
| |
Ja, toen werden de behouders weer behoudend, en daarom kostte dat boek over de koffie vier gulden, dat een zeer onbehoudende uitgaaf is, voor wie 't koopt. ... spoorwegwet. Ze kunnen my niet gebruiken, Tine... dat zult ge zien. Geen systeem dus... ... Ik stryd tegen misbruiken in alle systemen... Dat wil zeggen dat ieder tegen my is, die belang heeft by de misbruiken. ... tegen alle misbruiken. Ik dring aan op rechtvaardigheid en menselykheid... Ik ben zeker dat ik nooit antwoord kryg. Dat is myn gehele politiek, en ik geef Uwe Excellentie, eerbiedig dringende, in overweging, my in staat te stellen die politiek, gesteund door een vasten wil, en enige bekwaamheden die de natie my wel wil toekennen, op wettelyke wyze ten nutte van den Lande aan te wenden. Ziet gy, Tine, zó heb ik geschreven. Zeg nu eens dat ik geen praktisch mens ben, en dat ik niet myn best doe voor u en de kleinen! Ambtenaar van 't Neêrlands-Indisch Gouvernement! O God, ik ambtenaar! Ik ril als ik denk aan de zeventien jaren die ik ambtenaarde!... | |
[pagina 69]
| |
Maar wat is dat toch voor een familie Kappelman? Ik begryp er niets van. 't Zal 'n mystificatie wezen. Ik zou u een heel pak brieven kunnen zenden, die ik ontvang van die familie... maar ik laat het, om de port. 't Schynt dat iemand, in myn naam, 't hof maakt aan allerlei meisjes, en ze de hoofden op hol helpt. Ge weet dat ik nooit zo iets doe. Men scheldt me vreselyk uit, en dreigt my met Gods toorn, op de wys van Hebreeën zóveel! Is dat nu niet heel onaangenaam? Ik denk dat het een komplot is van de Jezuieten, die met de electriciteit, de schuld dragen van alles wat men niet begrypt. In een der brieven staat dat men myn correspondentie heeft ontdekt met een meisje... of meisjes... Ik correspondeer met niemand dan met u... en den minister, zo als gy gezien hebt. Ik vermoei my vruchteloos met zoeken naar den draad van die intrigue. 't Zal waarschynlyk ten doel hebben my te discrediteren, en Publiek een voorwendsel te bezorgen om my te minachten, als een onpraktisch mens. Lieve hemel, den gehelen dag zit ik te tobben over de vraag, hoe ik u en de kinderen in 't leven zal houden, hoe ik u een woning zal bezorgen die wat minder ongezond is, hoe ik 't moet aanleggen om thuis te komen, zonder 't aan te zien dat gy gebrek lydt... en daar gaan ze nu vertellen dat ik brieven schryf aan meisjes! Ik zal er een politiezaak van maken, als 't niet ophoudt. Ik heb een Staatsblad geleend, en daarin studeer ik vlytig. Ook heb ik eens nagezien hoelang ik daar ginds zou moeten meelopen om pensioen te krygen. Dat zou prettig wezen, Tine! Verbeeld u eens dat er zekerheid was, onzen kinderen altyd het nodige te kunnen geven. Ik heb er onlangs den minister over gesproken, maar 't kan niet, omdat ik uit walging myn eervol ontslag heb genomen, en niet infaam ben weggejaagd. Wy moeten dus geduld hebben, Tine! Nu, dát hebt ge. Ik ben nog in verbystering over al die Kappelmans. Begrypt gy er iets van? |
|