Hoe komt hy aan dat denkbeeld, dacht ik, en vraagde het hem. - Ik heb dat van Fancy, zeide hy.
Maar ze leert hem ook ondeugende dingen. Hy liegt niet, maar jokt veel. Dat leert hy van haar.
Onlangs hoorde ik hem lachen, zo als hy lacht wanneer hy een guitestuk verricht heeft. Ik zag een oude werkster, die naast ons woont, trippelen en dansen als een gek mens. Kleine Max had haar Cayenne-peper te proeven gegeven.
- C'est très doux! had hy gezegd.
't Mens brandde haar mond aan zyn douceur. Ik wist niet of ik boos was, of moest meelachen met Max, die over den grond rolde van plezier.
- Dat hebt gy gedaan, Fancy, zeide ik vry streng. Zeg my nu ook wat ik te doen heb, opdat myn kind niet wreed worde, en vermaak zoeke in leed?
En toen zeide ze my zachtkens deze woorden voor, die ik herhaalde, overluid:
- Kleine Max, voel je geen smart van de pyn, die deze vrouw lydt, omdat ze op je vertrouwde?
Kleine Max lachte niet meer. De tranen sprongen hem in de ogen, en hy vraagde vergeving aan de oude vrouw die zulke gekke gezichten trok.
En meermalen, Max, als ik op 't punt sta neer te buigen onder al te zwaren last, komt Fancy my troosten, en als ze dan schalk zegt: - Ik ontsteel u zyn hart... bedenk dat myn rechten ouder zyn... Dan moet ik haar gelyk geven! En zonder yverzucht hoor ik aan, wat zy gezegd heeft zonder schaamte.
Ik ben boos op u, dat ge haar zo miskent. Maar, Max, herinnert ge u dan niet, dat zy altyd uw voorspraak by my geweest is, als gy weer iets of iemand geschaakt hadt, of my geslagen? Weet gy niet meer dat ze ons huwelykskontrakt (wy een kontrakt!) heeft meegetekend, precies als een ambachtsheer die 't braafste boerinnetje laat trouwen met den deugdzaamsten aller boerenjongens? Herinnert ge u niet al de schilderyen die zy ons ten geschenke gaf, genoeg om een museum te vullen, zo groot als de wereld? Dagelyks nog zendt ze my stukken, 't ene fraaier dan 't andere, neen, alle even schoon... historiestukken, genre, stillevens... historie vooral!...