Geloofsbelydenis
Een vader zou voor een ogenblik het huis verlaten. Om de scherpzinnigheid zyner kinderen op de proef te stellen, gaf hy hun te raden, wat hy zou gedaan hebben gedurende zyn afwezigheid.
Een der kinderen, die een blauw buisje droeg, zeide:
- Ik weet het al. Vader is naar den kleermaker, om zich een blauw buisje te laten aanmeten.
Het tweede kind, dat gaarne zoetigheid at, werd boos op Blauwbuis, die zo dom kon zyn te geloven, dat de vader een blauw buisje droeg, als hy.
- Ik weet beter, zeide het. Vader eet zoeten koek met stroop.
Het derde kind, dat in een donker hoekje zat, kneep een kat in den staart, en schold Koek-eter uit, die zo dom was te denken dat vader koek at, als hy.
- Ik weet beter, zeide het. Vader slacht een os.
Het vierde kind, dat zeer twistziek was, trok Katteknyper de haren uit, omdat hij zo dom was te geloven dat de vader een os slachtte.
- Ik weet beter, zeide het. Vader is naar buurman Pieterse gegaan, om dien eens flink af te ranselen.
Het laatste kind verpleegde een lyster die haar pootje had gebroken, en had hiermede zoveel te doen, dat het verzuimde aan 't raadsel te denken.
Toen nu de vader thuis kwam, bleek er, dat noch Blauwbuis, noch Koek-eter, noch Katteknyper, noch Haartrekker goed gegist hadden. Maar het laatste kind had nog niet gesproken.
- Ik weet het waarlyk niet, zei Lystermannetje. Zie, daar richt zy zich op, en ziet ons dankbaar aan...
- Juist... riep de vader. Dát deed de zieke weduw die ik bezocht! Niemand had getroffen. Maar Lystermannetje was het naast aan de waarheid, zonder te hebben meegeraden.